e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

Gevonden: 6483
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
arbeid schoften: sjoefte (Kerkrade), werken: wirke (Kerkrade) het werken, het arbeiden [foter, werk] [N 89 (1982)] III-3-1
arduin, hardsteen blauwe steen: blauw sjtee (Kerkrade) hardsteen, harde, meest blauwgrijze kalksteen, gebruikt voor stolpen, hoekstenen enz [arduin] [N 81 (1980)] III-4-4
aren lezen zomeren: zyǝmǝrǝ (Kerkrade) Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2] I-4
arend van de zeis ang: ãŋ (Kerkrade), haak: hǭk (Kerkrade) Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.] I-3
arend van een vijl arend: ārǝnt (Kerkrade) Het spits uitlopende deel van de vijl dat in het handvat wordt gestoken. Zie ook het lemma "vijlhandvat". Zie ook afb. 97. [N 33, 104; N 33, 203] II-11
armband armband: armband (Kerkrade, ... ) armband || band- of ringvormig, gewoonlijk metalen sieraad dat om de arm of pols gedragen wordt [armband, bracelet] [N 86 (1981)] III-1-3
armleuning leen: leən (Kerkrade) leuning van stoel III-2-1
armvol armvol: er vel heuj (Kerkrade), inne éllever häuj (Kerkrade), ęlǝvǝr (Kerkrade), ɛrmvol (Kerkrade), ɛrvǝl (Kerkrade), ɛrǝmvǫl (Kerkrade) armvol (elver, speet, ervel) [ZND A1 (1940sq)] || armvol hooi [ennen erval hoj] [N 07 (1961)] || De hoeveelheid stro of aren die men in de armen kan vasthouden. Zie ook het lemma ''handvol hooi'' (5.1.4) in aflevering I.3. [N 7, 58; L 1, a-m; L 1u, 8; L A1, 88; Wi 51; monogr.] I-4, III-4-4
arresteren afvoeren: aafveure (Kerkrade) iemand in hechtenis nemen [bekommeren, arresteren] [N 90 (1982)] III-3-1
as van het vuur fommendrek: foͅmədrɛk (Kerkrade), kluitendrek: klytədrɛk (Kerkrade), oudding: ōͅt˂deŋk (Kerkrade) as van de klompen kolengruis vermengd met leem || as van ‘fomme’ || verbrandingsresten van kolen (uit de kachel) III-2-1