e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jong van een dier jongt: ideosyncr.  jongt (Kerkrade) Hoe noemt u het jong van een dier (jonk, jonkie, welp, wulp, kakerd, kakernest) [N 83 (1981)] III-4-2
jong varken baggen (mv.): bakǝ (Kerkrade), big: bex (Kerkrade), kutte: kytǝ (Kerkrade), kuus: kyš (Kerkrade), varkjeren (mv.): vɛrškǝrǝ (Kerkrade) Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.] I-12
jonge gans gansje: jø̄šǝ (Kerkrade), jø̜ǝsjǝ (Kerkrade) De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.] I-12
jonge kat katsje: kets-je (Kerkrade, ... ), miempje: miemsje (Kerkrade) Hoe noemt u een jong katje? (jongske, katje) [N 104 (2000)] III-2-1
jonge kip pul: pø̜l (Kerkrade) Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.] I-12
jonge koorzanger solist (fr.): soliste (?) (Kerkrade) Een jeugdige koorzanger, zangertje, koraaltje. [N 96B (1989)] III-3-3
jonge vrouw meidje: meëdsje (Kerkrade) jonge vrouw [kuie, koje, keuje] [N 86 (1981)] III-2-2
jongen jong: jong (Kerkrade, ... ) jongen [DC 05 (1937)] III-2-2
jongen met wie een meisje verkering heeft mens: minsch (Kerkrade), der -  miensj (Kerkrade), vrijer: vreier (Kerkrade), vrijer (Kerkrade), vrij’er (Kerkrade) de jongen met wie men verkering heeft [caprice, flip, vrijer] [N 87 (1981)] || Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft? (Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is?) [DC 05 (1937)] || vrijer III-2-2
jongen met wie men verloofd is jong: jong (Kerkrade), mens: minsch (Kerkrade), der -  miensj (Kerkrade), vrijer: vrijer (Kerkrade) Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is? (Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft?) [DC 05 (1937)] III-2-2