id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
18600 | korte onderbroek? | korte onderboks: kotte ongerboks (Kerkrade) | onderbroek, korte ~ [N 25 (1964)] III-1-3 |
18562 | korte overjas | jekker: jekker (Kerkrade), joppe (du.): jop (Kerkrade), stoep: sjtüb (Kerkrade) | jekker || overjas, korte ~ [jekker, joep, stoep, baadje] [N 23 (1964)] || trui; kort jasje voor mannen III-1-3 |
21978 | korteafstandsvlucht | forstoer: forsjtoer (Kerkrade) | Speciale korte wedvlucht voor duiven. III-3-2 |
29971 | korteling | knuppel: knøpǝl (Kerkrade), metskluppel: mɛtskløpǝl (Kerkrade), metsknuppel: mɛtsknøpǝl (Kerkrade [(ɛ-knøpǝlǝɛ)] ) | Korte steigerpaal die aan één uiteinde draagt op de aanbinder en aan de andere kant in een in de muur uitgespaard steigergat. Over de kortelingen komen de steigerplanken te liggen die de steigervloer vormen. Zie ook afb. 18. [N 32, 3b; monogr.] II-9 |
21132 | korter maken | afsnijden: aafsjnieë (Kerkrade) | een af te leggen afstand korter maken door een rechtere weg te nemen (richten) [N 90 (1982)] III-3-1 |
34520 | kortwieken | snijden: šnii̯ǝ (Kerkrade) | Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.] I-12 |
21876 | kostbaar | waard: weëd (Kerkrade) | veel geld waard (zijn) [durabel, kostelijk, kostbaar] [N 89 (1982)] III-3-1 |
21657 | kosten | doen: dünt (Kerkrade), staan: stünt (Kerkrade) | Kosten, waard zijn; "wat kosten de biggen tegenwoordig?"[doen, uitdoen, gelle, gelden, gille? "wat gelle de baggen?"] [N 21 (1963)] III-3-1 |
23274 | koster | koster: kuster (Kerkrade), kəstər (Kerkrade) | De koster [köster, kuster, keuster?]. [N 96B (1989)] || koster [RND] III-3-3 |
21550 | kostschool | kostschool: kós-sjoeël (Kerkrade) | een school waar de leerlingen tevens voeding en huisvesting ontvangen [kostschool, pensionaat, interntaat] [N 90 (1982)] III-3-1 |