e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
met de kar rijden, iets vervoeren varen: vārǝ (Kerkrade) Dit lemma vormt een aanvulling van het lemma met paard en kar rijden in wld I.10. Alleen de opgaven voor de plaatsen waarvoor in WLD I.10 geen materiaal voorhanden was, zijn hier opgenomen. De kaart combineert de gegevens van beide lemmata. [N 17, 94; RND 97; monogr.] I-13
met de luchthamer werken hameren: hamǝrǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), pikkelen: pekǝlǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), pikken: pikǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), steken: štēxǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Maurits]) In het algemeen met de luchthamer werken, bijvoorbeeld om vloergaten te maken of kool te delven. [monogr.; div.] II-5
met de poten dicht bijeen staan (te) eng staan: eŋ štǭn (Kerkrade) [N 8, 78a en 78b] I-9
met de poten roeren afstropen: āfštrø̄pǝ (Kerkrade) Met de poten in het water bewegen om zo de haren beter te kunnen weken. [N 28, 22; monogr.] II-1
met de poten te ver uit elkaar staan (te) wijd staan: wīt štǭn (Kerkrade) [N 8, 78b] I-9
met de voorpoten harkend over de grond krabben dabben: dabǝ (Kerkrade), kratsen: kratsǝ (Kerkrade) Met de hoeven in de aarde krabben of wroeten. [JG 1a; N 8, 74] I-9
met de zweep slaan of geluid geven smikken: šmekǝ (Kerkrade) Het slaan met de zweep brengt een knallend geluid voort. Terwijl in de enquête van J. Goossens het werkwoord zwepen in de jaren vijftig enkel voor Achel (L 282) en Hamont (L 286) werd opgetekend, vermeldt de enquête van P. Willems (1885)het nog voor een groot aantal gemeenten uit de beide Limburgen. Zie in dit verband ook ros voor "paard" (WLD I, afl. 9, p. 5). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 141a; Wi 42; monogr.] I-10
met een bepaalde kleur bleek: blęjk (Kerkrade) Als de bloem vaal is of geen bruine kleur krijgt, wordt ze "bleek" genoemd. De woordtypen "gebleekt meel", "bleke bloem", "gebleekte bloem" en "gebleekte" wijzen op het feit dat de meelmaker de kleur van de bloem kan be√Ønvloeden door bleken of door toevoeging van chemicaliën. [N 29, 16] II-1
met een drijftol spelen de knool drijven: de knool drieve (Kerkrade), de knool slaan: de knool sjloa (Kerkrade) Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed [kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven]? [DC 24 (1953)] III-3-2
met een priktol spelen dop aanwerpen: der dop aa-werpe (Kerkrade), dop zetten: soms gebruikt, geen andere aparte benoeming bekend  der dop zetse (Kerkrade), knolen: knole (Kerkrade) Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed [een stuk speelgoed dat in beweging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid]? [DC 24 (1953)] || Met de tol spelen, tollen. III-3-2