e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schoorsteenpot röhre: rø̄r (Kerkrade) De buis die als afsluiting op het schoorsteenkanaal wordt geplaatst. Schoorsteenpotten zijn doorgaans uit klei gebakken en vervolgens uitwendig verglaasd. Soms wordt ook gebruik gemaakt van gresbuizen. [N 32, 27c; monogr.] II-9
schoot schoot: sjoeès (Kerkrade) Schoot: de ruimte in de bocht tussen onderlijf en dijen bij een zittend persoon (schoot, slip, slup). [N 84 (1981)] III-1-1
schootskleed schootsvel: šuǝts˲vɛl (Kerkrade) Leren vel dat over de schoot van de koetsier en de passagiers van een rijtuig gelegd werd als bescherming tegen de koude. [N 101, 20, monogr] I-13
schootsvel schootsvel: sjoeësvel (Kerkrade) schootsvel III-1-3
schop stoot: sjtoeës (Kerkrade) Trap: harde stoot met de voet (trap, schop, stamp). [N 84 (1981)] III-1-2
schoppen stoten: sjtoeëse (Kerkrade), treden: treëne (Kerkrade) Schoppen: met de uitgestoken voet krachtig treffen (schoppen, trappen, trampen, stampen). [N 84 (1981)] III-1-2
schoppen in het kaartspel schoppen: schöppe (Kerkrade), sjuppe (Kerkrade) [II] Schoppen (kaartspel). || Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - I. Schoppen. [DC 52 (1977)] III-3-2
schoren afpolten: āfpǫltǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Willem-Sophia]), afspreizen: āfšprajtsǝ (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Julia]), schoren: šoarǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Eisden]) Een of meer horizontale houten balken tussen twee ondersteuningen plaatsen om te verhinderen dat de ondersteuningen door de gesteentedruk gaan verschuiven. Zie ook het lemma Schoor. [N 95, 301; N 95, 353; N 95, 300; N 95, 899; monogr.] II-5
schors (alg.) schaal: ideosyncr.  sjaal (Kerkrade) De buitenste bekleding van een boom (schors, blek, blot, blast). [N 82 (1981)] III-4-3
schort zonder borststuk halve schortsel: hoave sjotsel (Kerkrade), sloof: WNT: sloof (II), 5) Voorschoot, schort, gewoonlijk een kort werkmansvoorschoot.  sjloof (Kerkrade) voorschoot, werkschort zonder borststuk scholk, skolk, veuring, veurik, sloep, sloof, slopschorteldoek] [N 24 (1964)] III-1-3