30111 |
schoorsteenpot |
röhre:
rø̄r (Q121p Kerkrade)
|
De buis die als afsluiting op het schoorsteenkanaal wordt geplaatst. Schoorsteenpotten zijn doorgaans uit klei gebakken en vervolgens uitwendig verglaasd. Soms wordt ook gebruik gemaakt van gresbuizen. [N 32, 27c; monogr.]
II-9
|
17648 |
schoot |
schoot:
sjoeès (Q121p Kerkrade)
|
Schoot: de ruimte in de bocht tussen onderlijf en dijen bij een zittend persoon (schoot, slip, slup). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
34660 |
schootskleed |
schootsvel:
šuǝts˲vɛl (Q121p Kerkrade)
|
Leren vel dat over de schoot van de koetsier en de passagiers van een rijtuig gelegd werd als bescherming tegen de koude. [N 101, 20, monogr]
I-13
|
18331 |
schootsvel |
schootsvel:
sjoeësvel (Q121p Kerkrade)
|
schootsvel
III-1-3
|
17962 |
schop |
stoot:
sjtoeës (Q121p Kerkrade)
|
Trap: harde stoot met de voet (trap, schop, stamp). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17961 |
schoppen |
stoten:
sjtoeëse (Q121p Kerkrade),
treden:
treëne (Q121p Kerkrade)
|
Schoppen: met de uitgestoken voet krachtig treffen (schoppen, trappen, trampen, stampen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22754 |
schoppen in het kaartspel |
schoppen:
schöppe (Q121p Kerkrade),
sjuppe (Q121p Kerkrade)
|
[II] Schoppen (kaartspel). || Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - I. Schoppen. [DC 52 (1977)]
III-3-2
|
26112 |
schoren |
afpolten:
āfpǫltǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Willem-Sophia]),
afspreizen:
āfšprajtsǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Julia]),
schoren:
šoarǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Eisden])
|
Een of meer horizontale houten balken tussen twee ondersteuningen plaatsen om te verhinderen dat de ondersteuningen door de gesteentedruk gaan verschuiven. Zie ook het lemma Schoor. [N 95, 301; N 95, 353; N 95, 300; N 95, 899; monogr.]
II-5
|
24492 |
schors (alg.) |
schaal:
ideosyncr.
sjaal (Q121p Kerkrade)
|
De buitenste bekleding van een boom (schors, blek, blot, blast). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18283 |
schort zonder borststuk |
halve schortsel:
hoave sjotsel (Q121p Kerkrade),
sloof:
WNT: sloof (II), 5) Voorschoot, schort, gewoonlijk een kort werkmansvoorschoot.
sjloof (Q121p Kerkrade)
|
voorschoot, werkschort zonder borststuk scholk, skolk, veuring, veurik, sloep, sloof, slopschorteldoek] [N 24 (1964)]
III-1-3
|