e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wolk alg. wolk: woͅlk (Kerkrade) wolk [ZND A1 (1940sq)] III-4-4
wollen muts (kinderen) kapoets: kaboets (Kerkrade) muts van wol (gebreid) voor kinderen [N 25 (1964)] III-1-3
wonde wonde: wond (Kerkrade) Wond: letsel, kwetsuur (blessure, wats, gorre). [N 84 (1981)] III-1-2
wonderdoener wohltter (du.): wooltäter (Kerkrade) Een wonderdoener. [N 96D (1989)] III-3-3
wonderen doen wonderen doen: wóngere doeë (Kerkrade) Wonderen doen/verrichten. [N 96D (1989)] III-3-3
wonen huizen: h‧ūzə (Kerkrade), vogelnest hebben: voejelnès (Kerkrade), wonen: wunən (Kerkrade), wuənə (Kerkrade) een nestje hebben, gezegd van vogels (nesten, wonen, houden) [N 83 (1981)] || huizen, wonen || wonen [ZND A1 (1940sq)] III-2-1, III-4-1
woonkamer, huiskamer woon-zimmer: wuəntsemər (Kerkrade) woonkamer III-2-1
woonwagen woonwagen: woeënwaan (Kerkrade, ... ) De woonwagen van kermisklanten [karrakiekast, brak]. [N 90 (1982)] || Woonwagen. III-3-2
woord woord: woͅət (Kerkrade) woord [RND] III-3-1
wormstekig de worm in: der worm i (Kerkrade), wormsteek: ideosyncr.  wormsjtich (Kerkrade, ... ), wormstekig: wormsjtichieg (Kerkrade) Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)] || wormstekig ve appel [DC 23 (1953)] I-7, III-2-3