19497 |
borstel |
bezempje:
bessemsje (Q121p Kerkrade),
borstel:
beustjel (Q121p Kerkrade),
bøštəl (Q121p Kerkrade),
borsteltje:
bustelsje (Q121p Kerkrade),
streel:
streeël (Q121p Kerkrade),
striel (Q121p Kerkrade),
štr‧iəl (Q121p Kerkrade)
|
borstel [DC 15 (1947)] || borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || kwastachtige borstel [DC 15 (1947)] || schrobber (van takjes) [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
17578 |
borstelig haar |
borstelig haar:
bustelig hoar (Q121p Kerkrade),
schuivelhaar:
shouvel hoar (Q121p Kerkrade),
strobbig:
stroebig (Q121p Kerkrade),
strohaar:
struje (Q121p Kerkrade),
struivelen:
sjtroevele (Q121p Kerkrade)
|
borstelig haar (stekkerhaar, pinhoor] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
30171 |
borstelwerk |
rauw werk:
rǫw węrǝk (Q121p Kerkrade)
|
Wijze van voegen waarbij het oppervlak van de voeg een ruwe structuur vertoont. De voeg wordt daartoe eerst met mortel meer dan volgezet, vervolgens met de zijkant van de voegspijker gelijk met de voorkant van de steen afgestreken en tot slot met een borstel afgeborsteld. Voegen die op deze wijze waren gemaakt werden in Q 83 'Hollandse voegen' genoemd. Ze waren volgens de zegsman slecht van kwaliteit. [N 32, 34c; monogr.]
II-9
|
17631 |
borsten |
bollen:
böl (Q121p Kerkrade),
erwten op en bret:
Klein.
eëtse óp e bred (Q121p Kerkrade),
gevel:
d`r jieëvel (Q121p Kerkrade),
hoots:
hoots (Q121p Kerkrade),
memmen:
memme (Q121p Kerkrade),
nokkelen:
noekkele (Q121p Kerkrade),
tieten:
tiette (Q121p Kerkrade),
voor de deur:
Grote.
vuur jen duur (Q121p Kerkrade),
voorfront:
vuurfront (Q121p Kerkrade)
|
borsten van de vrouw [mamme, memme, tette, tiete] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
17765 |
borstkas |
borst:
bruš (Q121p Kerkrade),
brós (Q121p Kerkrade)
|
Borst(kas): het voorste deel van het menselijk lichaam tussen hals en middenrif (borst, borstkas, kluter). [N 84 (1981)] || een borst [ZND A1 (1940sq)]
III-1-1
|
28219 |
borstlamp |
brostlamp:
broslamp (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Domaniale])
|
Lamp die op de borst wordt gedragen. Volgens de invuller uit Q 15 was de borstlamp incidenteel bestemd voor de hoofdleiding (ingenieur, inspecteur, chef-ondergronds). De lamp had een systeem waarmee men kon aflichten, d.w.z. controleren op mijngas. Uit de opgave "mijnmeterslamp" van de respondent uit Q 21 blijkt dat de lamp ook door deze beroepsgroep werd gebruikt. [N 95, 261; monogr.]
II-5
|
18603 |
borstrok (voor mannen) |
borstrok:
bosrok (Q121p Kerkrade)
|
borstrok voor mannen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18602 |
borstrok (voor vrouwen) |
lijfje:
liefje (Q121p Kerkrade)
|
borstrok voor vrouwen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18248 |
borstspeld |
sicherheitsnaald (<du.):
zicherheetsnold (Q121p Kerkrade),
spang:
Opg.: verschicherongnald of spang.
spang (Q121p Kerkrade),
versicherungnaald (<du.):
Opg.: verschicherongnald of spang.
versicherongnald (Q121p Kerkrade),
versicherungsnaald (<du.):
verzicheróngsnold (Q121p Kerkrade)
|
speld waarmee de slippen van de grote omslagdoek voor de borst bijeen worden gehouden [N 25 (1964)] || veiligheidsspeld
III-1-3
|
18323 |
borststuk van een schort |
borst:
brös (Q121p Kerkrade)
|
borststuk, bovenste deel, ~ van een schort [boezem] [N 24 (1964)]
III-1-3
|