29607 |
bovengrond |
goede grond:
jǫwǝ jroŋk (Q121p Kerkrade)
|
De laag aarde die onbruikbaar is voor het vormen van stenen en dus terzijde wordt gelegd. Doorgaans spreidt men deze grond later weer uit over het afgegraven terrein, zodat dit opnieuw in cultuur kan worden genomen. [N 98, 18; monogr.]
II-8
|
27661 |
bovengronds |
bovengronds:
bovengronds (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Emma, Maurits]),
ovenop:
oǝvǝnop (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
ǭvǝnop (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Julia]),
overaardig:
oǝvǝrēǝdix (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Emma]),
oǝvǝrēǝdiš (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Boven de grond, aan het aardoppervlak. [N 95, 114; monogr.; Vwo 185]
II-5
|
28269 |
bovenkabel |
kabel:
kabel (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Zolder]),
kābǝl (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Julia]),
vorderzeel:
vø̄ǝdǝrzēl (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina]),
zeel:
zēl (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
De kabel waaraan de beide liftkooien zijn opgehangen. De opgave "ronde kabel" uit Q 12 voor de mijnen in Eisden en Zwartberg duidt erop dat men daar, evenals in de meeste mijnen, voor de bovenkabel een ronde kabel gebruikt. [N 95, 79; monogr.]
II-5
|
25491 |
bovenkant van het brood |
oven:
oavǝ (Q121p Kerkrade)
|
[N 29, 54a; monogr.]
II-1
|
28262 |
bovenkomen, naar boven gaan |
opgaan:
opjoǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
opkomen:
opkomǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
uitvaren:
ūs˲vārǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Domaniale])
|
De ondergrondse werken verlaten, naar boven gaan. Het woordtype "uitvaren" werd volgens de invuller uit Q 121 op de Domaniale mijn ook gebruikt wanneer men tijdens de dienst naar boven ging, bijvoorbeeld door ziekte of ongeval. Men moest daarvoor een bon hebben, die door de opzichter werd uitgereikt. Zie ook het lemma Iemand Naar Boven Brengen. [N 95, 83; monogr.]
II-5
|
30325 |
bovenlicht |
overlicht:
øvǝrlet (Q121p Kerkrade
[(meervoud: øvǝrletǝr)]
)
|
Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.]
II-9
|
17618 |
bovenlip |
bovenlip:
boavelip (Q121p Kerkrade),
bò:əvəlìp (Q121p Kerkrade),
overlip:
oáverlip (Q121p Kerkrade)
|
bovenlip [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
25076 |
bovenmate, hevig, zeer |
alaaf:
alaaf⁄ (Q121p Kerkrade),
grillig:
jrel⁄lieg (Q121p Kerkrade),
haargenau:
hoar⁄jenauw (Q121p Kerkrade),
haide:
hai⁄de (Q121p Kerkrade),
heftig:
hef⁄tieg (Q121p Kerkrade),
ongemeen:
ónjemeng⁄ (Q121p Kerkrade),
zeer:
zier (Q121p Kerkrade)
|
boven alles || buitengewoon, in hoge mate || hevig || zeer || zeer precies
III-4-4
|
31711 |
bovenste handvat |
(overste, lange, linkse) grif:
laŋǝ gref (Q121p Kerkrade)
|
Het bovenste handvat van de steel van de zeis, dat in de linkerhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het lange T-vormige handvat, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de opgaven opgenomen waar het bovenste handvat kort en recht is of waar dit bovenste handvat ontbreekt (model B). Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het onderste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (bovenste, lange, grote, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A1 en B1.' [N 18, 67b; N C, 3b1; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
19630 |
bovenverdieping |
bovenop:
boave-nóp (Q121p Kerkrade),
eerste stock (d.):
ieësjte sjtok (Q121p Kerkrade),
stock (d.):
sjtok (Q121p Kerkrade)
|
Hoe noemt u de bovenverdieping van een huis? (bovenverdieping, bovenste verdieping) [N 104 (2000)]
III-2-1
|