e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

Gevonden: 6483
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
box box: boks (Kerkrade), nellie leuft al in de box  boks (Kerkrade) box: Nellie loopt al in de box (maar midden in de kamer durft ze nog niet). [DC 39 (1965)] || toestel waarin men kinderen leert lopen [lei, stuik, looprek, loopwagen, loopkorf, loopmand] [N 86 (1981)] III-2-2
braadpan braadketel: broankessel (Kerkrade), broͅankɛsəl (Kerkrade), pan: pan (Kerkrade) braadpan || pot, metalen ~ met twee oren; inventarisatie benamingen (bròòjpan, bakpan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
braadworst braadworst: broadwôêsj (Kerkrade), broatwuəš (Kerkrade), E kót jebed en ing lang broad¯woeësj  broad’woeësj (Kerkrade), verse worst  braodwoesj (Kerkrade) braadworst [N 06 (1960)] III-2-3
braaf braaf: braaf (Kerkrade), braef (Kerkrade), dat kink is braaf (Kerkrade), ⁄t kink is braaf (Kerkrade), get goeds: dat (kink) is jét jóts (Kerkrade), lief: leef (Kerkrade, ... ) braaf [DC 02 (1932)] || braaf, gezegd van een kind [N 06 (1960)] || met een goed karakter, alles doend zoals het hoort [braaf, gief] [N 85 (1981)] III-1-4
braak braakijzer: brākīzǝr (Kerkrade) Werktuig voor het braken van taai-taai- en peperkoekdeeg. Volgens de informant van L 265 wordt er een gat in de werkbank gemaakt waarin een vierkant ijzer dat rond uitloopt, wordt vastgeschroefd. Via een hefboombeweging wordt dan het deeg gekneed. De informant van K 359 spreekt van een "houten blok waarop een ijzeren lat, ¬± 1m lang, scharnierde". Zie afb. 24. [N 29, 89b; N 29, 89a; monogr.] II-1
braam braam: brǫam (Kerkrade) Ruige, oneffen rand die ontstaat na het gieten of zagen van metaal. [N 64, 55c; N 33, 164 add.; monogr.] II-11
braambes bramelen: broamel (Kerkrade), broamele (mv.) (Kerkrade), broa’mel (Kerkrade), brōͅ.məl (Kerkrade), brōͅmələ (Kerkrade), br‧oͅəməl (Kerkrade), -  broamel (Kerkrade, ... ) braam(bessen) [RND] || braambes [DC 13 (1945)], [Roukens 03 (1937)] III-4-3
braambessen bramelen: brǭmǝlǝ (Kerkrade) Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c] I-5
braamsluiper bramentaats: brieëm’taatsj (Kerkrade) braamsluiper III-4-1
braamstruik bramelen: ideosyncr.  broamele (Kerkrade), bramelenstruik: broa’melesjtroech (Kerkrade), bramen: brieëm (Kerkrade) braamstruik || De doornige struik die vooral op de heide en in de duinen en langs bosranden voorkomt; de vruchten zijn eerst groen, dan rood en als ze rijp zijn zwart (braamstruik, benrik, breemhorst, breemhocht, breemdoren, breembes, braam, breem, doren). [N 82 (1981)] III-4-3