e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kermt

Overzicht

Gevonden: 2604
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
haastig haastig: hāāstich (Kermt) haastig [ZND 01 (1922)] III-1-4
hagelen hagelen: haachələ (Kermt) hagelen [ZND 01 (1922)] III-4-4
hagelsteen, hagelkorrel hagelsteen: haachəlstiejn (Kermt), hàgəlstīn (Kermt) hagelsteen [ZND 01 (1922)] || hagelsteen, hagelkorrel [N 22 (1963)] III-4-4
hagelx hagel: haachəl (Kermt) hagel [ZND 01 (1922)] III-4-4
hagen hagen: hāgǝ (Kermt) De vormelingen opstapelen op het hagebed. De stenen worden daartoe schuin en kruisgewijs op hun kant gezet, kop op kop. Op deze wijze kan de wind gemakkelijk tussen de openingen spelen en het droogproces versnellen (Schuddinck, pag. 102). De woordtypen vlaggen (P 48) en hallen (L 315, L 355) duiden waarschijnlijk het stapelen van stenen onder rietmatten of in een haaghut aan. Zie ook het lemma ɛrietmattenɛ.' [N 98, 101; N 98, 106; L 1a-m; L 26, 10; S 12; monogr.; N 98, 101 add.] II-8
hak hak: hak (Kermt), krabber: krabǝr (Kermt), krabmes: krabmɛs (Kermt), krebber: krɛbǝr (Kermt), vers: vas (Kermt), vę̄s (Kermt) De verhoging, al of niet geheel of gedeeltelijk van leer, onder de hiel van de voet. [N 60, 233c; N 60, 126a; N 60, 169a; L 48, 28a; L 48, 28b; L 1a-m; L 1u, 82; L 5, 50; N 7, 37b; L 29, 42; monogr.] || Werktuig om de grond los te hakken, spade met een gekromd blad. Het gereedschap had een algemeen doel en diende, behalve om te wieden, ook voor andere doeleiden, zoals het schrapen (van strooisel of mest), het egaliseren van te diep uitgereden karresporen, het aanhogen van aardappelen (vergelijk het lemma Aanaardhak), enz. Deze nevendoeleinden zijn hier en daar in de benamingen terug te vinden. [N 11, 88; N 12, 45; N 15, 4 en 6a; N 18, 37, 40 en 41; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 42, 40; monogr.] I-5, II-10
hak van een schoen pollevij: gezegde van drinkebroers die niet meer kunnen betalen  pellefie (Kermt), vers: vaes (Kermt), vaəs (Kermt) hak van een schoen [pollevie, plevie, hiel] [N 24 (1964)] || Pollevij (achterlap van een schoen; fr. talon). [ZND 05 (1924)] || pollevij, pollevie (uitspraak en betekenis) [ZND 40 (1942)] III-1-3
hak van het blad van de zeis vars: vas (Kermt) Het brede uiteinde van het blad van de zeis, aan de zijde van de arend. Zie afbeelding 5, nummer 2. Sommige opgaven hebben betrekking niet alleen op het puntige uiteinde van de snede aan de zijde van de arend, maar op de gehele brede zijde van het blad, doorlopend tot de rug. Van een dergelijke toevoeging is sprake bij: vars 113, 115, 117, 118a, 172, 173, 176a, 179, 182, 219, 177, 186, 223, Q 73, 157a, 160, 161, 164, 166, 240; voet: L 324. [N 18, 68b; JG 1a, 1b; monogr.] I-3
haken haken: hookə (Kermt) Haken. [ZND 01 (1922)] III-1-3
haken en ogen haken en ogen: hōkǝn ǝn ūgǝ (Kermt) Kleine metalen haakjes en ringetjes die, langs de zomen van kledingstukken genaaid, dienen om deze te sluiten. [N 62, 51; L 1a-m; L 24, 40b; L 49, 25; MW; S 11] II-7