20309 |
meisje |
meidje:
mèdje (L298p Kessel),
mêdje (L298p Kessel, ...
L298p Kessel)
|
meisje [SGV (1914)] || meisje; (Zijn er verschillende namen voor kinderen van verschillende leeftijden?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20366 |
meisje met wie een jongen verkering heeft |
meidje:
mèdje (L298p Kessel),
mêdje (L298p Kessel)
|
Hoe noemt men het meisje met wie men verkeering heeft? (Hoe noemt men haar, wanneer men met haar verloofd is?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20381 |
meisje met wie men verloofd is |
aanstaande:
aansjtaonde (L298p Kessel),
meidje:
mêdje (L298p Kessel)
|
Hoe noemt men haar, wanneer men met haar verloofd is? (Hoe noemt men het meisje met wie men verkeering heeft?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
18736 |
meisjeshemd? |
hemd:
hemd (L298p Kessel)
|
Onderhemd voor meisjes. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van meisjes? [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18734 |
meisjesonderbroek? |
meidjesboks:
maedjesboks (L298p Kessel)
|
Onderbroek voor meisjes. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18583 |
meisjesondergoed |
meidjesondergoed:
maedjes ongergood (L298p Kessel)
|
Ondergoed voor meisjes. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
24872 |
melganzenvoet |
schietmel:
sjeetmil (L298p Kessel)
|
melganzevoet [DC 60a (1985)]
III-4-3
|
33294 |
melganzevoet |
schietmel:
šētmel (L298p Kessel)
|
Chenopodium album L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op braakliggend land en bouwland, vooral bij sterke bemesting, en met name ook waar pulpkuilen gestaan hebben. Het heeft witte bloemtrosjes, die van juli tot de herfst bloeien, en bladeren die van boven dof en van onder wit-melig zijn. De hoogte varieert van 15 tot 120 cm. [JG 1a, 1b; A 60A, 83; monogr.]
I-5
|
34237 |
melk |
melk:
melk (L298p Kessel),
mē̜lk (L298p Kessel),
mē̜lǝk (L298p Kessel),
męlk (L298p Kessel),
męlǝk (L298p Kessel),
mɛlǝk (L298p Kessel)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
34241 |
melk zeven |
zijen:
zii̯ǝ (L298p Kessel)
|
De melk door een doek, zeef of filter laten vloeien om de melk te zuiveren van onbruikbare of verontreinigende stoffen of bestanddelen. [S 46; Wi 30; monogr.; add. uit N 12, L 324]
I-11
|