e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessel

Overzicht

Gevonden: 2325
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fluweel, velours fluweel: flǝwiǝl (Kessel, ... ), velours: flūr (Kessel) Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.] II-7
franciscaan bruine pater (lat.): broene pater (Kessel) Een Franciscaan of Minderbroeder [bruine pater, de Broune, Minnebroor, broene paater]. [N 96D (1989)] III-3-3
franje franjel: fraanjel (Kessel), frānjǝl (Kessel) franje [SGV (1914)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.] II-7, III-1-3
fret fret: fret (Kessel) fret: Hoe noemt u in uw dialect het marterachtige roofdier waarmee men jaagt op konijnen (het is de tamme albinovorm van de bunzing)? [N100 (1997)] III-4-2
fruit bewaren muiken: moeke (Kessel) meuken (fruit bewaren) [SGV (1914)] III-2-3
fuchsia bellenplant: belleplant (Kessel), -  belleplant (Kessel) fuchsia [DC 57 (1982)], [DC 60a (1985)] III-2-1
fuik fuik: foek (Kessel) fuik [SGV (1914)] III-3-2
fuut fuut: fuut (Kessel) fuut (vogel) [SGV (1914)] III-4-1
gaan gaan: goan (Kessel) gaan [SGV (1914)] III-1-2
galmgaten galmgaten: galmgate (Kessel) De open vensters in de klokketoren, waardoor het geluid van de klok(ken) naar buiten galmt [schalvensters, almsgatter, galmgaten?]. [N 96A (1989)] III-3-3