17644 |
zijde |
zij:
zie (L298a Kesseleik),
zij(de):
zi (L298a Kesseleik)
|
Natuurprodukt dat wordt verkregen bij het afwikkelen van de cocons waarmee het zijderupsje zich omhult totdat het zich ontpopt tot vlinder (Morand, pag. 58). Het is de grondstof voor weefsels. [N 62, 79a; N 62, 75c; N 59, 201; L 8, 117; MW; monogr.] || Zijde, flank: de zijkant van de buik tussen onderste ribben en heup (zijde, lank, flank) [N 84 (1981)]
II-7, III-1-1
|
23359 |
zijkapel |
zijkapel:
ziekapel (L298a Kesseleik)
|
Elk van beide zijkapellen van een kruiskerk. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19348 |
zijn tevredenheid betuigen |
stuiten:
stuüte (L298a Kesseleik)
|
zijn tevredenheid betuigen, zijn tevredenheid kenbaar maken [stuiten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19221 |
zijn woede luchten |
uitvaren:
oët voare (L298a Kesseleik)
|
zijn woede proberen kwijt te raken door iets te doen of te zeggen [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23360 |
zijpad |
zijpad:
ziepaad (L298a Kesseleik)
|
Elk van beide zijgangen [zijpad?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18816 |
zin (lust) |
aard:
aard (L298a Kesseleik)
|
het verlangen om iets te doen [lust, aard, troef, nijd, zin, goesting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20283 |
zogen, voeden (overg.) |
de borst geven:
borst gève (L298a Kesseleik)
|
borstvoeding geven: Een kind aan de borst voeden (minnen, de mem geven, houden). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
26149 |
zomen |
zoom maken:
zǫwm mākǝ (L298a Kesseleik)
|
Van zomen voorzien. Zie ook het lemma ɛzoomɛ.' [N 59, 65; N 62, 14b; L 8, 127; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
18890 |
zonder opzet |
buiten beschouwing:
boete besjauwing (L298a Kesseleik)
|
zonder opzet, zonder bedoeling [buiten besouw] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
28991 |
zoom |
zoom:
zǫwm (L298a Kesseleik)
|
De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.]
II-7
|