e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kesseleik

Overzicht

Gevonden: 1489
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kwijl zever: zijver (Kesseleik) Kwijl: uit de mond lopend speeksel (zever, kwijl). [N 84 (1981)] III-1-1
kwinkslag slag: sjlaag (Kesseleik) een grappig, koddig gezegde [slag, dreun] [N 87 (1981)] III-3-1
laken laken: laken (Kesseleik) Effen of met keperbinding geweven wollen stof, die door volling zulk een dichtheid heeft verkregen, dat men van draden vrijwel niets kan zien, zodat de oppervlakte zich viltachtig voordoet. [N 62, 75f; N 59, 201; MW] II-7
lange dunne tak gard: WLD  gèrt (Kesseleik) Een lange dunne tak (geert) [N 82 (1981)] III-4-3
lange neus gevel: gével (Kesseleik) neus, Een lange ~ (fokker, domphoren, vonk). [N 84 (1981)] III-1-1
lap lap: lap stoof (Kesseleik) Hoe noemt U: een lap stof [N 62 (1973)] III-1-3
lap stof lap stof: lap štǭf (Kesseleik) Een lap of stuk stof. [N 62, 71b; MW] II-7
laster kletskoek: kletskook (Kesseleik) het schenden van iemands goede naam [achterpraat, achterklap, laster] [N 85 (1981)] III-1-4
lasteren bespreken: bespreken (Kesseleik) iemands goede naam schenden [labbekakken, insteken, bespreken, rabbelen, klapperen, commeren] [N 85 (1981)] III-1-4
lastig (werken) moeilijk: meuilek (Kesseleik), ongemakkelijk: ongemekkelig (Kesseleik) het moeilijk zijn [slameur, last] [N 85 (1981)] || niet zonder moeite of inspanning volbracht of afgedaan kunnend worden, niet gemakkelijk [difficiel, delicaat, ongemakkelijk, onklaar, zwaar moeilijk] [N 85 (1981)] III-1-4