20712 |
kruim |
mals van het brood:
máls ván hət brōt (Q176a Ketsingen)
|
Het zachte binnenste van het brood (kruim?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17649 |
kruis |
kruis:
krai̯s (Q176a Ketsingen)
|
Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109]
I-11
|
34641 |
kruiwagenberrie |
ber(r)en:
bęrǝs (Q176a Ketsingen)
|
Elke van de twee lange draagbomen. Aan de voorzijde zijn de twee berries verbonden met de as van het kruiwagenwiel. Aan de andere kant van de berries bevinden zich de handvaten. Bij de meeste kruiwagens kunnen op de berries zijwanden geplaatst worden, zodat de kruiwagen een bak heeft. Bij de bakkruiwagen zijn deze zijwanden vast, en bij de scheienkruiwagen komen ze niet voor. Onderaan de berries bevinden zich de poten van de kruiwagen. [N 18, 98c + 99 + add; N G, 53a; JG 1a; JG 1b; RND 129; monogr.]
I-13
|
29960 |
kruizeel |
kruiwagelriem:
krau̯wǭ.gǝlrīm (Q176a Ketsingen)
|
Riem die om de schouders gelegd wordt en aan de berries van de kruiwagen wordt vastgemaakt om het werk van de voerder te verlichten. Zie ook het lemma kruizeel in wld II.9. [N 18, 99, 100; JG 1a; JG 1b; JG 2a; JG 2b; JG 2c; L B, 90; L 35, 31; A 42, 16; monogr]
I-13
|
24880 |
kweek |
pettem:
pętǝm (Q176a Ketsingen)
|
Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88]
I-5
|
21668 |
kwitantie |
kwitantie:
ps. omgespeld volgens Frings
kwitānsə (Q176a Ketsingen)
|
kwitantie, bewijs van schulddelging [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33081 |
laag schoven op de wagen |
ring:
rę.ŋk (Q176a Ketsingen)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-4
|
18215 |
laars (alg.) |
bot:
boͅt (Q176a Ketsingen),
stevel:
stīvəl (Q176a Ketsingen)
|
laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18301 |
laars tot of boven de knie |
get:
ən yet (Q176a Ketsingen)
|
laars waarbij de schacht het hele onderbeen bedekt [kapleers, kapsjtievel, kamasj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18374 |
laarzenschacht |
schacht:
šāx (Q176a Ketsingen)
|
schacht van een laars [sjach, sjteevelschach] [N 24 (1964)]
III-1-3
|