e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kinrooi

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schoepen stropen: struipe (Kinrooi) met een groep jongens door het veld, de bossen trekken met kwaad in de zin [schupen] [N 112 (2006)] III-3-2
schoffel schoffel: šofǝl (Kinrooi) Gereedschap om onkruid af te snijden en om de grond los te maken. Het bestaat uit een soort mes dat met behulp van een lange steel door de grond geschoven wordt. [N 18, 18a en 48; JG 1a, 1b; A 47, 11a; monogr.; add. uit N 15, 6; N 18, 4 en 50; GV, K7] I-5
schoffelen, wieden met de schoffel schoffelen: šofǝlǝ(n) (Kinrooi) Met een schoffel de bovengrond tussen de plant(rijen) van een gewas zodanig bewerken dat de korstige bovenlaag verkruimeld en het onkruid afgestoken wordt. Het woord schoffelen kan niet alleen in absolute zin gebruikt worden, maar laat zich ook verbinden met een object. Dat kan de te bewerken grond zijn (akker, tuin, enz.) maar ook het te verzorgen gewas dat op die grond staat (bijv. de bieten), en ook het onkruid. [N 15, 6; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit A 47, 11a] I-5
schoft schocht: šoxt (Kinrooi) Het benige uitsteeksel dat de hals van de rug scheidt, het hoogste punt van de ruggegraat. Zie afbeelding 2.17. [JG 1a, 1b; N 8, 14, 32.1 en 32.2] I-9
schoftzadel zadel: z˙āl (Kinrooi) Het zadel dat een tussen berries ingespannen paard op de schoft draagt. [JG 1a, 1b; N 13, 64a; monogr.] I-10
schokken slaan: slǭǝn (Kinrooi) Gezegd van een kar of wagen. [N 17, 97] I-13
schokschouderen de schouders optrekken: də ṣauərs optraekə (Kinrooi) schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)] III-1-2
scholekster pink: kleine watersnip; de dikke noemt men uilekop  peͅnk (Kinrooi), uilekop: dikke watersnip; de kleine noemt men pink  ūləkop (Kinrooi) scholekster (43 drukke zwart-witte vogel met rode bek; meest in de rivierstreek [N 09 (1961)] III-4-1
schommel jok: o kort en dof  ein jok (Kinrooi), rijschokkel: /  riejsjógkel (Kinrooi), schommel: /  sjommel (Kinrooi) / [SND (2006)] || Hoe heet het kinderspeeltuig, dat uit een plankje of bankje bestaat, welk door middel van twee touwen aan een dwarshout hangt en waarop het kind zich heen en weer laat zweven? [ZND 32 (1939)] || schommel [SND (2006)] III-3-2
schommelen schokkelen: sjógkele (Kinrooi), schommelen: sjómmele (Kinrooi) b) zich op een schommel heen en weer bewegen [ruien, touteren, sturen, knijen, koggen, boeizen, rijtakken, rijrepen, toetouteren, takkenijen, hoeierzen, beizen] [N 112 (2006)] III-3-2