e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duivenhok duifhuis: dufǝs (Klimmen), duives: doeffes (Klimmen), doeves (Klimmen), dôffes (Klimmen), ’t doeffes (Klimmen), slag: d’r sjlaag (Klimmen), spijker: špīkǝrt (Klimmen), spijkerd: d’r sjpiekert (Klimmen) (duiven)til [SGV (1914)] || Duivenhok. || Hoe heet de woonplaats van de duif? [N 93 (1983)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker] I-6, III-3-2
duivenhok op een zolder zolderslag: zöldersjlaag (Klimmen) een duivenhok op een zolder? [N 93 (1983)] III-3-2
duivenklok klok: de klok (Klimmen), de klok i-bringe (Klimmen), uur: de oer (Klimmen) de klok met ingestopte ringen terug naar het lokaal brengen? [N 93 (1983)] || de klok van de speler? [N 93 (1983)] III-3-2
duivenkweker fokkerhandelaar: d’r fokkerhandelaer (Klimmen) een persoon die duiven houdt om te kweken en te verkopen? [N 93 (1983)] III-3-2
duivenmand duivenkorf: d’r doevekòrf (Klimmen) Hoe heet verder in Uw dialect: een gewone duivenmand (bijv. om naar het inkorvingslokaal te gaan)? [N 93 (1983)] III-3-2
duivenmelker duivenmelker: Opm. invuller noteert vóór dit woord (pop. weet niet wat invuller hiermee bedoelt?!  doevemèlker (Klimmen), duivenpiet: Opm. invuller noteert vóór dit woord (pop. weet niet wat invuller hiermee bedoelt?!  doevepiet (Klimmen), liefhebber: d’r leefhöbber (Klimmen), spijker: d’r sjpieëker (Klimmen) een persoon die duiven houdt alleen voor zijn plezier? [N 93 (1983)] || Hoe heet de persoon die duiven houdt om aan wedstrijden deel te nemen? [N 93 (1983)] III-3-2
duivenslag slag: d’r sjlaag (Klimmen) de inrichting met platform waarlangs de duiven het hok in- en uitgaan (pier, til)? [N 93 (1983)] III-3-2
duiventoren duiventoren: doevetaore (Klimmen) een duiventoren (op vroegere kasteel- of kloosterhoeven)? [N 93 (1983)] III-3-2
duivin, vrouwelijke duif zij: ziej (Klimmen, ... ) een vrouwelijke duif (duivinne, wijfje) [N 83 (1981)] || wijfjesduif [SGV (1914)] III-4-1
duizelig dol: dul (Klimmen, ... ), dul, wi: ə ku:kə (Klimmen), van te flòt drîê wûûsjte dul (Klimmen), (= kuiken).  zoeë dul es e kuke (Klimmen), duizelig: du:zelig (Klimmen), duzelig (Klimmen, ... ), dūūzelich (Klimmen), enne flinke ték op der kòp en hae is dūūzelig (Klimmen), locht: lòch iggene kop (Klimmen), verduizeld: zoeë einen is vertuzeld (Klimmen), zat: zaat (Klimmen) dol worden, iemand die lang heeft of is rondgedraaid [N 07 (1961)] || duizelig [SGV (1914)] || duizelig [locht, deuzig, duizig, dol, zat] [N 10a (1961)] || duizelig worden, iemand die een harde slag op zijn hoofd heeft gekregen [N 07 (1961)] || Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)] III-1-2