e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geknotte wilg kopwijde: koͅpwījə (Klimmen), ⁄n kopwiej (Klimmen), -  kopwie (Klimmen), wijdenboom: wiejeboum (Klimmen), wiejebuiəm (Klimmen) de knotwilg (boom van het geslacht Salix) [DC 13 (1945)] || knotwilgen || wilg [N 38 (1971)] || wilgensoorten [DC 28 (1956)] III-4-3
gekookte hersens gekookte hersen: Syst. WBD  gekaokde hérsje (Klimmen) Gekookte hersens (frikkedellen, sepieten?) [N 16 (1962)] III-2-3
gekookte lijnolie gekookte lijnolig: gǝkǭk˱dǝ līnǭlex (Klimmen) Lijnolie die enige uren tot ongeveer 2500 C. werd verhit, onder toevoeging van geringe hoeveelheden lood- en mangaanverbindingen. [N 67, 13b] II-9
gekraagde roodstaart schouwenvegertje: sjouwwevaegerke (Klimmen), spinnenvangertje: sjpinnevèngerke (Klimmen), wijntapje: wientèpke (Klimmen), strofe nagebootst als: der wien is oet, vieër tappe bier  wientepke (Klimmen) gekraagde roodstaart || gekraagde roodstaart (14 rood trilstaartje; man heeft zwart gezicht en iets rossige buik; zomervogel; algemeen; broedt in boomgaten; roep [uuiet-tak-tak]; zachte, heldere zang begint met [jie-dru-dru] [N 09 (1961)] III-4-1
gekruld haar gekruld haar: gekrölt haor (Klimmen), krullenharen: krolle haore (Klimmen) gekruld haar [N 10 (1961)] III-1-1
geld <uitdr.> hij heeft geen adem meer: Opm. in de uitdrukking: "hèè héét génne aom mieë"= hij is platzak.  aom (Klimmen), cent: sént (Klimmen), draad: draod (Klimmen), duiten: duite (Klimmen), fortuin: fertuun (Klimmen), geld: geld (Klimmen), xɛld (Klimmen), xɛlt (Klimmen), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  geld (Klimmen), goddelijke: goddellikke (Klimmen), klamotten: Van Dale: klamot, klamodde, (gew.) 1. kluit, klont; - borrel; - 2. oorveeg; - 3. slons.  klammotte (Klimmen), knabben: knabbe (Klimmen), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  knabbe (Klimmen), money (eng.): monnie (Klimmen), mozes en de profeten: Mozes en de prefieëte (Klimmen), nodige: Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  de nuedige (Klimmen), oord: ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  öört (Klimmen), penningen: fenninge (Klimmen), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  fenninge (Klimmen), pinke: pinke (Klimmen), poen: poen (Klimmen), spie: ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  sjpĭĕ (Klimmen) geld [RND] || Geld in het algemeen; hierbij ook graag allerlei uitdrukkingen [geld, sens, poen, swis, oorden enz.] [N 21 (1963)] || geld opdoen (opmaken) [RND] III-3-1
geld inzetten poulen (<fr.): poule (Klimmen) geld inleggen (inzetten)? [N 93 (1983)] III-3-2
gele ganzebloem alverdrijf: alverdrijf (Klimmen) Chrysanthemum segetum L. Een vrij algemeen voorkomende 30 tot 60 cm hoge plant op zandige akkers, met blauwgroene bladeren en grote gele bloemen met een geel hart. De bloei duurt van juni tot september. [A 60A, 170; monogr.] I-5
gele kwikstaart akkermannetje: akkermènneke (Klimmen), akkermèntje (Klimmen), kwikstaartje: kwiksjtertje (Klimmen) kwikstaart, geel [DC 26 (1954)] || kwikstaart, geel (16,5 blauwig-grijs boven, geel onder; met lang wiebelstaartje; zomervogel; in weiland en korenvelden; er bestaat ook nog grotere uitgave die langs beekjes huist en zeldzaam is [N 09 (1961)] III-4-1
gele lupine lupinen: ly`pinǝ (Klimmen) Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.] I-5