e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lange grijze kous windhoos: windhaoze (Klimmen) kousen, lange grijze ~ die door slagers (beenhouwers) over de broekspijpen worden gedragen [beenhouwerskousen] [N 24 (1964)] III-1-3
lange kleurige herenkous sporthoos: sjporthaoze (Klimmen) mannenkousen, lange kleurige ~ (vero) [hooze] [N 24 (1964)] III-1-3
lange onderbroek? korte onderbroek: korte óngerbrook (Klimmen), lange onderbroek: lang ongerbrook (Klimmen, ... ), lang óngerbrook (Klimmen), lange ongerbrook (Klimmen) Lange onderbroek voor mannen. [DC 62 (1987)] || onderbroek, lange ~ [N 25 (1964)] III-1-3
lange overjas flankaard: WNT: flankaard, flankerd. Van Flank. 1) Pand van een jas; 2) In Limburg: Lange jas (Schuermans).  flankert (Klimmen), koetsiersjas: koetsjeersjas (Klimmen), lange jas: der lange jaes (Klimmen) jas, lange zwarte (over)~ [pergeerjas, -keel, flankert] [N 23 (1964)] || overjas, lange ~, dik en warm [euverpalto, palzeer, jaager] [N 23 (1964)] III-1-3
lange smalle broekzak broekenschede: brookesjei (Klimmen), schede: sjei (Klimmen), schedetas: van schede  sjeijtesj (Klimmen) zak, lange smalle ~ buiten op de rechter broekspijp waarin een lang mes e.d. wordt weggestoken [bokseschej] [N 23 (1964)] III-1-3
lange tijd eeuwigheid: iëwigheid (Klimmen), ganse toer: ⁄ne gansen toer (Klimmen), toer: tōēr (Klimmen), urenlang: ōērelank (Klimmen) een lange tijdsruimte [toer] [N 91 (1982)] III-4-4
lange voorzijde van de mand voorkant: d’r vuerkant (Klimmen) Hoe heet verder in Uw dialect: lange voorzijde van de mand? [N 93 (1983)] III-3-2
lange, dunne tak dunne tak: dunne tak (Klimmen) dunne tak [DC 35 (1963)] III-4-3
langeafstandsvlucht fondspel: fond-sjpieël (Klimmen) lange afstandsvlucht (300 km of meer)? [N 93 (1983)] III-3-2
langgerekt hok hoop: hǫu̯p (Klimmen), kast: kas (Klimmen) De langwerpige stuik waarin de schoven in een dubbele rij tegen elkaar aan staan; zonder menneke. Volgens Goossens 1963, krt. 36 komt deze "walenmandel" met name voor in West-Haspengouw, maar ook elders in Limburg is deze vorm bekend en heeft hij een eigen naam. [N 15, 57a; JG 1d, 2c; Goossens 1963, krt. 36; monogr.] I-4