e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rapen rapen: rāpǝ (Klimmen) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5
rasp rasp: rasp (Klimmen, ... ), rijf: rīēf (Klimmen) In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met tandjes en putjes voor het bewerken van harde materialen, inz. metalen. Zie ook afb. 108. De grote rasp (Q 83) was van twee handvatten voorzien. Het blad van meer dan een meter lang was aan één kant grof en aan de andere kant fijn. Dit werktuig werd op heet ijzer gebruikt, bijvoorbeeld om koetsassen af te werken op de plaats waar zij geweld waren. [N 33, 85; monogr.] || rasp [SGV (1914)] || rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)] II-11, III-2-1
raspen raspen: raspe (Klimmen, ... ) raspen (w.w.) [SGV (1914)] || raspen; Hoe noemt U: Met een rasp fijn maken (raspelen, raspen, rieven) [N 80 (1980)] III-2-1, III-2-3
rat rat: rat (Klimmen) rat [SGV (1914)] III-4-2
ratel van witte donderdag klabatter: de klabattere (Klimmen), klabatter (Klimmen) De ratel die van Witte Donderdag tot aan de zaterdag vóór Pasen in plaats van de altaarschel tijdens de mis wordt gebruikt. [N 96C (1989)] III-3-3
ratelaar brosse brik: brǫsǝ brek (Klimmen) Steen zonder klank, zeer breekbaar en veelal met scheuren erin. Volgens Coopman (pag. 64) wordt de term ratelaars altijd gebruikt samen met rammelaars. [N 98, 169; monogr.; N 31, 14 add.; N 30 add.] II-8
ratelboor, krekelboor krik: krek (Klimmen), ratel: rātǝl (Klimmen) Boorapparaat, bestaande uit een rechte spil en een dwars daarop staande hefboom. De spil is voorzien van een soort palrad. Aan de onderzijde ervan bevindt zich een boorhouder waarin een boorijzer kan worden geplaatst. Door de hefboom met de hand heen en weer te bewegen kan het boorijzer in een bepaalde richting worden gedraaid. De meeste ratelboren kunnen zowel links als rechts draaien. Het hele apparaat kan eventueel in een boorstelling worden geplaatst. Zie ook afb. 129. [N 33, 140; N 33, 142-143; N 33, 159; monogr.] II-11
rauw rauw: rauw (Klimmen), v-tje op de a  raŭw (Klimmen) rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)] III-2-3
ravotten kruien: z. kroewwe (Klimmen), zich kroewwe (Klimmen), rulsen: rölse (Klimmen), spelen: sjpeiele (Klimmen) stoeien [SGV (1914)] || Stoeien. || Voor de grap met elkaar worstelen, ravotten, gezegd van kinderen [riepen, riepzakken, raggen, balkuinen, stoeien]. [N 88 (1982)] || Worstelen, stoeien. III-3-2
razen en tieren razen: raoze (Klimmen), uitvallen: oetvalle (Klimmen) luidruchtig uiting geven aan woede [razen, tieren, tekeergaan, tobben] [N 85 (1981)] III-1-4