e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roep- en lokwoord voor het kuiken ties, ties, ties: tīs, tīs, tīs (Klimmen) [N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het varken kuus, kuus, kuus: kyš, kyš, kyš (Klimmen) In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r] I-12
roep- en lokwoorden voor het lam lem, lem, lem: lęm, lęm, lęm (Klimmen) [N 19, 74b; VC 14, 2k (R] I-12
roep- en lokwoorden voor het schaap dèè, dèè: dɛ, dɛ (Klimmen), lem, lem, lem: lęm, lęm, lęm (Klimmen) [N 19, 74a; VC 14, 2j (R] I-12
roepen roepen: roope (Klimmen), rope (Klimmen, ... ) op een luide manier iets mededelen, roepen [skriesen] [N 87 (1981)] || roepen [SGV (1914)] || roepen (geen context) [DC 38 (1964)] III-3-1
roepen van de duiven roepen: ’t rope (Klimmen) Hoe zegt men: het roepen van de duiven? [N 93 (1983)] III-3-2
roepen van de hengst naar de aankomende merrie joechelen: juxǝlǝ (Klimmen), kraaien: krīǝ (Klimmen) Bij het naderen van de hengst joechelt (juicht) de merrie naar de hengst, die deze roep op zijn beurt beantwoordt met onder meer te rauwen, hummelen, joechelen e.d. In dit lemma zijn ook de enkele antwoorden uit vraag N 8A, 1c (zachtjes hinniken van de merrie tegen het veulen) ondergebracht, omdat zij enkel in dit kader passen; de gestelde vraag leverde geen enkele specifieke term op. [N 8, 47; N 8A, 1b en 1c] I-9
roeper oproeper: opreuper (Klimmen), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  d’r opreuper (Klimmen), uitroeper: der oetreuper (Klimmen), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  d’r oetreuper (Klimmen) afslager: Hoe heet bij de openbare verkoping van goederen degene die de verkoping leidt [afslager, uitroeper, roeper?] [N 21 (1963)] III-3-1
roeping roeping: reuping (Klimmen, ... ), roping (Klimmen) Roeping. [N 96D (1989)] III-3-3
roepwoord om de klokhen te lokken kloek, kloek, kloek: kluk, kluk, kluk (Klimmen) [N 19, 44c; A 6, 2c] I-12