e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vroegmis vroegmis: vreugmès (Klimmen), vreumès (Klimmen, ... ), vrø.mɛs (Klimmen) De vroegmis [vreugmès, vreumes, vroemes?]. [N 96B (1989)] || vroegmis [RND] III-3-3
vrolijk spassig (du.): sjpassig (Klimmen) een opgeruimde, lichte, blijde stemming hebbend [vrolijk, herpsat, leutig] [N 85 (1981)] III-1-4
vrouw vrouw: vro.uw (Klimmen), vroͅuw (Klimmen), wèts-te, wê die vrouw woar (Klimmen) vrouw [RND], [RND] || wie [weet je, ~ die vrouw was?] [SGV (1914)] III-3-1
vrouwelijk geslachtsdeel bef: bef (Klimmen), flamoes: flemoos (Klimmen), floche (fr.): floes (Klimmen), flōēs (Klimmen), fluit: fluit (Klimmen, ... ), gemachts: Gewoon.  gemechs (Klimmen), gleuf: gleuf (Klimmen), kut: kut (Klimmen, ... ), mus: mösj (Klimmen, ... ), Schertsend.  musch (Klimmen), onderlijf: ongerlīēf (Klimmen), òngerlief (Klimmen), Gewoon.  ongerlief (Klimmen), perjoekel: perjoeckel (+/-) (Klimmen), poes: poes (Klimmen), pruim: proem (Klimmen, ... ), prōēm (Klimmen), prut: prut (Klimmen), reet: riët (Klimmen), schee: sjei (Klimmen), Gewoon.  sjei (Klimmen), scheur: sjäör (Klimmen), spaarpot: sjpaarpot (Klimmen), trut: trut (Klimmen), vagina: Gewoon.  vagina (Klimmen), viool: fiejoël (Klimmen), fiejôôl (Klimmen) [N 10c (1961)] [N 10c (1995)] III-1-1
vrouwelijk jong van de geit germ: germ (Klimmen) [N 19, 71c; N 19, 71a; N 77, 77; N 77, 75; Vld.; A 9, 21; N C, Q 111 add.] I-12
vrouwelijk kalf vaars: vē̜š (Klimmen) [N 3A, 20; N C, 7b; JG 1a, 1b; A 9, 17b; Gwn V, 5b; monogr.] I-11
vrouwelijk kalf dat van tanden begint te wisselen rind: rent (Klimmen) Het gaat hier om een kalf dat ongeveer één jaar oud is. [N 3A, 22] I-11
vrouwelijk kuiken pul: pø̜l (Klimmen) [N 19, 41a; monogr.] I-12
vrouwelijk lam germpje: germkǝ (Klimmen) [L 34, 34; L 20, 22c; A 4, 22c; A 2, 45; R 3, 36; N 70, 3; N 19, Q 111 add.; AGV m 3; monogr.] I-12
vrouwelijk rund dat voor de eerste keer drachtig is eerste koe: īǝštǝ kǫu̯ (Klimmen), eerste rind: īǝštǝ rent (Klimmen), eerste vaars: īǝštǝ vē̜š (Klimmen), vol rind: vǫl rent (Klimmen) [N C, 9e en 10a; JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 14a, 20 en 22] I-11