18401 |
ondergoed |
lijnwaad:
lievent (Q111p Klimmen),
ondergoed:
ongergood (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen),
óngergood (Q111p Klimmen)
|
ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)] || Onderkleding. Wat is in uw dialect het gewone woord voor onderkleding? [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
32731 |
ondergronden, woelen |
breken:
brę̄kǝ (Q111p Klimmen),
ondergronden:
ondǝrgrondǝ (Q111p Klimmen)
|
Met een aparte ploeg of met een aan de gewone ploeg bevestigde schaar, klauw of haak de zool, harde laag of bank onder (in) de voor breken of openrakelen. [N 11, 46; N27, 13b]
I-1
|
32640 |
ondergronder, woeler |
breekploeg:
brē̜k[ploeg] (Q111p Klimmen),
ondergronder:
ondǝrgrondǝr (Q111p Klimmen)
|
De ondergronder of woeler was een aparte ploeg zonder kouter en riester, maar met een lansvormige schaar of twee in tegenovergestelde richting geplaatste messen vóór op het ploeghoofd. Vaak werd de oude aanaardploeg tot ondergronder omgebouwd. Met deze ploeg, die vóór de gewone ploeg uitging of erop volgde, werd de ondergrond, de bodem van de voor opengebroken. Men kon ook met de gewone ploeg de ondergrond losrakelen, door op de plaats van de voorschaar of het kouter, dan wel aan of onder de ploeghiel een woelschaar, een woelhaak of woelmes aan te brengen. Aldus werd tegelijkertijd de bovengrond geploegd en de ploegzool opengebroken. [N 11, 33j; N 11A, 76a + 76b + 77; N 27, 14]
I-1
|
27174 |
ondergronds |
in de kuil:
en dǝ kul (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I)]
[Zwartberg]),
ondenin:
oŋǝnen (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Domaniale]),
ondergronds:
oŋǝrgronts (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Beneden in de mijn onder de grond. [N 95, 113; monogr.]
II-5
|
33947 |
onderhaam |
onderhaam:
oŋǝrhām (Q111p Klimmen)
|
Twee met elkaar verbonden kussens die het paard onder het haam draagt, als dat te groot is. [N 13, 11; monogr.]
I-10
|
21579 |
onderhandelen |
onderhandelen:
ongerhandelle (Q111p Klimmen)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: in onderhandeling zijn over een bepaalde koop [in beding zijn met iemand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21351 |
onderhands |
onderhands:
ŏŏngerhandsch (Q111p Klimmen)
|
onderhandsch [SGV (1914)]
III-3-1
|
18257 |
onderhemd |
hemd:
ei sjoi humme (Q111p Klimmen),
humme (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen),
zweetstubje:
žwęjtštypkǝ (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
hemd [SGV (1914)] || Het hemd dat onder het flanellen mijnhemd wordt gedragen. Volgens de invuller uit Q 202 mocht dit hemd op de Oranje-Nassaumijnen I, III en IV niet uitgetrokken worden. [N 95, 60 add.] || Onderhemd voor mannen. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van mannen? [DC 62 (1987)] || onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)] || schoon [o] [een ~ hemd] [SGV (1914)]
II-5, III-1-3
|
18313 |
onderjurk |
onderrok:
onger-ròk (Q111p Klimmen),
óngerrok (Q111p Klimmen)
|
onderjurk, onderkleed met lijfje en schouderbanden [N 24 (1964)]
III-1-3
|
28270 |
onderkabel |
slodderzeel:
šlodǝrzęjl (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits])
|
De kabel die aan de onderzijde van de liftkooien is bevestigd en tot doel heeft evenwicht te scheppen tussen de bovenkabels van beide kooien. De onderkabel is meestal plat van vorm. [N 95, 95; monogr.]
II-5
|