e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
politoeren poleren: polērǝ (Klimmen) Het oppervlak van het hout van meubels met behulp van politoersel hard en glanzend maken. [N 56, 64a; monogr.] II-12
pollepel potlepel: potlaepel (Klimmen), poͅtlēͅpəl (Klimmen), soeplepel: soplaepel (Klimmen), soplèpel (Klimmen) lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pollepel III-2-1
pols pols: pols (Klimmen) pols [DC 01 (1931)] III-1-1
polsmof stomp: enk: sjtomp  sjtump (Klimmen), stuik: vgl. Van Dale (DN): Stauche, (pols)mof  sjtoek (Klimmen), sjtŏĕk (Klimmen), stuikje: vgl. Van Dale (DN): Stauche, (pols)mof  sjtūūkske (Klimmen) polsmof, kort gebreid kledingstuk ter verwarming van pols en hand [sjtoek, polsmof, handmufke, armmufke, molleke, moefke] [N 23 (1964)] III-1-3
pommelee, appelschimmel appelschimmel: apǝlšømǝl (Klimmen), gepenningd: gepenningd (Klimmen) Paard met ronde, glanzende plekken in de vorm van appels in het haarkleed, van binnen wit en van buiten zwart. De afwisseling van zwarte en witte haren vormt een cirkelvormig patroon, vooral op de schouders en het kruis. [JG 1a, 1b; N 8, 63c, 63d en 63e] I-9
pompen van de meikever tellen: WLD  telle (Klimmen) Hoe noemt u het herhaalde malen de vleugels bewegen voordat hij opvliegt, gezegd van een meikever (geld tellen) [N 83 (1981)] III-4-2
pompmachinist pompenmachinist: pompǝnmašines (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Julia]), pompmachinist: pompmašines (Klimmen [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De arbeider die de pompen bedient. [N 95, 136; monogr.] II-5
pompon van een muts floche (fr.): floes (Klimmen), Kwast door draad aan muts hangend.  flōēs (Klimmen), poes: Pluim aan muts genaaid.  pōēs (Klimmen) pluim van een muts [floes] [N 25 (1964)] III-1-3
pond, maat die een gewicht aangeeft van 16 ons = 32 lood = 1600 gr pond: 1 loëd = 16 kleine 2 loëd = 1 ons 1 pond = ± 16 ons ± 2,14 pond = 1 kilo een vat rogge woog ± 20 kilo 1 vaat = 16 molster, of 100 kanne 1 malder = 6 vate 1 moed = 4 malder  pond (Klimmen) de maat die een gewicht aangeeft van 16 ons = 32 lood = 1600 gr [N 91 (1982)] III-4-4
ponder haakje: wegen  hööksjke (Klimmen), handponder: afwegen van kleine hoeveelheden (tot 10 kg)  handpunjere (Klimmen), trekwaagje: wegen  trèkwöögsjke (Klimmen) Weeginstrument met trekveerwerking. [N 18 (1962)] III-3-1