21360 |
rentmeester |
rentmeester:
rintmeister (Q111p Klimmen)
|
rentmeester [SGV (1914)]
III-3-1
|
25095 |
repareren |
flikken:
flikke (Q111p Klimmen),
opkalefateren:
opkallefatere (Q111p Klimmen),
opknappen:
opknappe (Q111p Klimmen),
oplappen:
oplappe (Q111p Klimmen),
repareren:
ripperere (Q111p Klimmen)
|
repareren, opknappen [oplappen, flikken, lameseren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24548 |
reseda |
hondsviool:
Veldeke
hóndsfioeël (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
[N 92 (1982)]Reseda (reseda odorato). Een 20 tot 60 cm grote plant. De stengels groeien rechtop en zijn sterk vertakt; de bladeren zijn dubbel veerspletig; de bloemen groeien in trossen, met 6 gespleten kroonbladeren, lichtgeel van kleur en reukloos. De vruchten zijn [N 92 (1982)]
I-7, III-4-3
|
20559 |
rest in het glas |
klatsje:
kletsjke (Q111p Klimmen),
klètsjkə (Q111p Klimmen)
|
restje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid bier onder in een glas (kletske) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24302 |
restant vissen |
fuik:
foek (Q111p Klimmen),
net:
nèt (Q111p Klimmen),
snoek:
sjnook (Q111p Klimmen),
snoek (mv.):
sjneuk (Q111p Klimmen),
zalm:
zalm (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
fuik [SGV (1914)] || snoek [SGV (1914)] || visnet [SGV (1914)] || zalm [N100 (1997)]
III-4-2
|
24230 |
restant vogels |
man:
overgebracht van wijfje naar mannetje (066b)
man (Q111p Klimmen),
pestvogel:
pèsvôêgel (Q111p Klimmen),
vliegen:
vlege (Q111p Klimmen),
wijf:
overgebracht van mannetje naar vrouwtje (066a)
wief (Q111p Klimmen)
|
mannelijke huismus (ruigeltje) [N 83 (1981)] || pestvogel || vliegen [SGV (1914)] || vrouwelijke huismus (moffelkop) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24295 |
restant zoogdieren |
das:
das (Q111p Klimmen),
des (Q111p Klimmen),
muizenlook:
moezelaok (Q111p Klimmen),
opmaken:
opmake (Q111p Klimmen),
oren:
ūərə (Q111p Klimmen),
piepen:
piepe (Q111p Klimmen),
poot:
puət (mv.) (Q111p Klimmen),
pootje:
pyətjəs (Q111p Klimmen),
stroeven:
sjtroeve (Q111p Klimmen),
wild:
wild (Q111p Klimmen)
|
das [SGV (1914)] || muizengat || opzetten v dieren || oren || overeind, haren of veren — zetten || piepen ve muis || poot ve dier || wild [SGV (1914)]
III-4-2
|
23676 |
retraitant |
op retraite (fr.) zijn:
hae is op retraet (Q111p Klimmen),
retraitant:
retreitant (Q111p Klimmen)
|
Iemand die aan een retraite deelneemt, retraitant. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23674 |
retraite |
retraite (fr.):
retraet (Q111p Klimmen),
retraite (Q111p Klimmen),
retreite (Q111p Klimmen)
|
Enige dagen van geestelijke afzondering en gebed in een klooster of een daarvoor bestemd huis [retraite?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23677 |
retraitehuis |
retraitehuis:
retraetehoes (Q111p Klimmen),
retraitehoes (Q111p Klimmen),
retreitehoes (Q111p Klimmen)
|
Een huis of inrichting waar retraites worden gehouden, retraitehuis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|