33943 |
wolfsgebit, gebroken gebit |
dobbel gebit:
dǫbǝl gǝbet (Q111p Klimmen),
gebroken gebit:
gǝbrǭkǝ gǝbet (Q111p Klimmen),
gebroken stang:
gǝbrǭkǝ štaŋ (Q111p Klimmen),
trens:
trɛns (Q111p Klimmen)
|
Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43]
I-10
|
25210 |
wolkenbank |
bank:
bank (Q111p Klimmen)
|
lange streep wolken die onbeweeglijk aan de horizon hangt [bank] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18614 |
wollen muts (kinderen) |
muts:
mutsj (Q111p Klimmen)
|
muts van wol (gebreid) voor kinderen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18132 |
wonde |
wonde:
wón (Q111p Klimmen)
|
Wond: letsel, kwetsuur (blessure, wats, gorre). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23337 |
wonder |
wonder:
wŏŏnder (Q111p Klimmen)
|
wonder [SGV (1914)]
III-3-3
|
23919 |
wonderdoener |
wonderdoener:
wonderdeuner (Q111p Klimmen),
wondermaker:
enne wondermaeker (Q111p Klimmen)
|
Een wonderdoener. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23918 |
wonderen doen |
wonderen doen:
wondere doèn (Q111p Klimmen),
wóndere doeë (Q111p Klimmen),
wóndere doën (Q111p Klimmen),
wonderen maken:
wóndere make (Q111p Klimmen)
|
Wonderen doen/verrichten. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19835 |
wonen |
huizen:
hoeze (Q111p Klimmen),
hūzə (Q111p Klimmen),
nest hebben:
n nis höbbe (Q111p Klimmen),
nestelen:
nestele (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
wonen:
woine (Q111p Klimmen),
wuənə (Q111p Klimmen)
|
een nestje hebben, gezegd van vogels (nesten, wonen, houden) [N 83 (1981)] || huizen || huizen (ww.) [SGV (1914)] || wonen [SGV (1914)]
III-2-1, III-4-1
|
22722 |
woonwagen |
kermiswagen:
kirmeswage (Q111p Klimmen),
woonwagen:
woeënwage (Q111p Klimmen),
woënwage (Q111p Klimmen)
|
De woonwagen van kermisklanten [karrakiekast, brak]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
21267 |
woord |
woord:
woird (Q111p Klimmen),
wuərt (Q111p Klimmen)
|
woord [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|