e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Klimmen

Overzicht

Gevonden: 7824
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
borrelen (van water) borbelen: boerbele (Klimmen), borrelen: borrele (Klimmen), borrelen (Klimmen), koken: kaoke (Klimmen), kwellen: (D. Quelle = bron).  kwèlle (Klimmen), kwelmen: kwélleme (Klimmen), opborrelen: opborrele (Klimmen), pruttelen: pruttele (Klimmen), wallen: walle (Klimmen) bobbelen (t water bobbelt) [SGV (1914)] || bobbelend naar boven komen, gezegd van water [borrelen, wellen, walen, kwelmen] [N 81 (1980)] || door opstijgende damp- of gasbellen in beweging zijn, gezegd van vloeistoffen [bobbelen, borrelen, portelen, drijven] [N 91 (1982)] III-4-4
borrelglaasje drupjesglaasje: dröpkesglaeske (Klimmen), dröpkesglèèske (Klimmen) jeneverglaasje met een voetje (borrel) [N 20 (zj)] III-2-1
borst borst: bǫrš (Klimmen) Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2] I-9
borstel borstel: bueusjtel (Klimmen), haarborstel: aorbusjtel (Klimmen) borstel [SGV (1914)] || borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
borstelig haar strobbelen: sjtroebele (Klimmen), varkenshaar: vèrkeshaor (Klimmen) borstelig haar (stekkerhaar, pinhoor] [N 10 (1961)] III-1-1
borstelwerk borstelvoeg: byǝštǝlvōx (Klimmen) Wijze van voegen waarbij het oppervlak van de voeg een ruwe structuur vertoont. De voeg wordt daartoe eerst met mortel meer dan volgezet, vervolgens met de zijkant van de voegspijker gelijk met de voorkant van de steen afgestreken en tot slot met een borstel afgeborsteld. Voegen die op deze wijze waren gemaakt werden in Q 83 'Hollandse voegen' genoemd. Ze waren volgens de zegsman slecht van kwaliteit. [N 32, 34c; monogr.] II-9
borsten balkon: Weelderige boezem.  balkon (Klimmen), bollen: böl (Klimmen), borsten: borsj (Klimmen), borsjte (Klimmen, ... ), memmen: mem (Klimmen), memme (Klimmen, ... ), moken: de muuke (Klimmen), nokken: nuke (Klimmen), prammen: pramme (Klimmen), tetten: tette (Klimmen), tētte (Klimmen), tèt (Klimmen), tieten: tiete (Klimmen, ... ), uiers: der udder (Klimmen) borsten van de vrouw [mamme, memme, tette, tiete] [N 10c (1961)], [N 10c (1995)] III-1-1
borstkas borst: borsj (Klimmen), bŏsj (Klimmen), ribbenkast: rubbekas (Klimmen) borst(kas) [SGV (1914)] || Borst(kas): het voorste deel van het menselijk lichaam tussen hals en middenrif (borst, borstkas, kluter). [N 84 (1981)] III-1-1
borstlamp blitser: blitsǝr (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Willem-Sophia]), borstlamp: bǫršlamp (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) Lamp die op de borst wordt gedragen. Volgens de invuller uit Q 15 was de borstlamp incidenteel bestemd voor de hoofdleiding (ingenieur, inspecteur, chef-ondergronds). De lamp had een systeem waarmee men kon aflichten, d.w.z. controleren op mijngas. Uit de opgave "mijnmeterslamp" van de respondent uit Q 21 blijkt dat de lamp ook door deze beroepsgroep werd gebruikt. [N 95, 261; monogr.] II-5
borstnet borstnet: bǫršnęt (Klimmen) Vliegennet dat alleen voor de borst van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83b] I-10