e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koersel

Overzicht

Gevonden: 2642
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duivenmand korf: keurf (Koersel) Hoe heet verder in Uw dialect: een gewone duivenmand (bijv. om naar het inkorvingslokaal te gaan)? [N 93 (1983)] III-3-2
duivenmelker duivenmelker: duivenmulker (Koersel) Hoe heet de persoon die duiven houdt om aan wedstrijden deel te nemen? [N 93 (1983)] III-3-2
duivenslag slag: slā.ch (Koersel), slā.x (Koersel) Duivenslag. [Goossens 1b (1960)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.] I-6, III-3-2
duivin, vrouwelijke duif duivin: duivin (Koersel) duif, wijfje [ZND 39 (1942)] III-4-1
duizelig dol: dol (Koersel), draaiachtig: dry echtig (Koersel), zat: zat (Koersel, ... ) hoe is of wordt iemand die bang is op een hoogte (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die een harde slag op het hoofd heeft gekregen (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die lang heeft rondgedraaid (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] III-1-2
dun sneetje brood sneetje: Syst. Frings  snēkə (Koersel) Welke woorden kent Uw dialect voor: een dun schijfje of sneetje brood of vlees? (vlitske, fliesterke, fluusterke?) [N 16 (1962)] III-2-3
durfal felle, een -: dat es ne felle (Koersel), nuggere, een -: * slecht leesbaar  dat es ne nuggere (Koersel) hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig (hij is geen bangerd, hij durft bv. te vechten) [ZND 39 (1942)] III-1-4
durven dorren: derren (Koersel), dörə (Koersel), hi heta ni dɛ.rə dun (Koersel) durven [ZND 25 (1937)], [ZND m] || Hij heeft dat niet durven doen [ZND 46 (1946)] III-1-4
duur duur: dier (Koersel, ... ), dir (Koersel) duur [ZND A2 (1940sq)] || duur (hoge kostprijs) [ZND 24 (1937)] III-3-1
duwen duwen: daowə (Koersel) duwen [RND] III-1-2