22014 |
duivenmand |
korf:
keurf (K359p Koersel)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: een gewone duivenmand (bijv. om naar het inkorvingslokaal te gaan)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21970 |
duivenmelker |
duivenmelker:
duivenmulker (K359p Koersel)
|
Hoe heet de persoon die duiven houdt om aan wedstrijden deel te nemen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22090 |
duivenslag |
slag:
slā.ch (K359p Koersel),
slā.x (K359p Koersel)
|
Duivenslag. [Goossens 1b (1960)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.]
I-6, III-3-2
|
24141 |
duivin, vrouwelijke duif |
duivin:
duivin (K359p Koersel)
|
duif, wijfje [ZND 39 (1942)]
III-4-1
|
18006 |
duizelig |
dol:
dol (K359p Koersel),
draaiachtig:
dry echtig (K359p Koersel),
zat:
zat (K359p Koersel, ...
K359p Koersel)
|
hoe is of wordt iemand die bang is op een hoogte (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die een harde slag op het hoofd heeft gekregen (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die lang heeft rondgedraaid (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
20721 |
dun sneetje brood |
sneetje:
Syst. Frings
snēkə (K359p Koersel)
|
Welke woorden kent Uw dialect voor: een dun schijfje of sneetje brood of vlees? (vlitske, fliesterke, fluusterke?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19311 |
durfal |
felle, een -:
dat es ne felle (K359p Koersel),
nuggere, een -:
* slecht leesbaar
dat es ne nuggere (K359p Koersel)
|
hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig (hij is geen bangerd, hij durft bv. te vechten) [ZND 39 (1942)]
III-1-4
|
19310 |
durven |
dorren:
derren (K359p Koersel),
dörə (K359p Koersel),
hi heta ni dɛ.rə dun (K359p Koersel)
|
durven [ZND 25 (1937)], [ZND m] || Hij heeft dat niet durven doen [ZND 46 (1946)]
III-1-4
|
21418 |
duur |
duur:
dier (K359p Koersel, ...
K359p Koersel),
dir (K359p Koersel)
|
duur [ZND A2 (1940sq)] || duur (hoge kostprijs) [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
17895 |
duwen |
duwen:
daowə (K359p Koersel)
|
duwen [RND]
III-1-2
|