20820 |
ham, hesp |
hesp:
heͅsp (K359p Koersel),
verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) (a+b)
hesp (K359p Koersel)
|
ham [Goossens 1b (1960)] || hesp [ZND 24 (1937)]
III-2-3
|
17659 |
hand |
hand:
hānd (K359p Koersel)
|
een hand [ZND A1 (1940sq)]
III-1-1
|
29935 |
handbeschermer |
lap:
lap (K359p Koersel)
|
Rubber of leren kapje dat men aan de handen schuift om vingers en handpalm te beschermen bij het dragen van stenen. De woordtypen 'handschoe' en 'want' duiden waarschijnlijk een handschoenachtige bescherming aan die de hele hand bedekt. Zie ook het lemma 'handbeschermers' in het Woordenboek van de Limburgse Dialecten II.8, pag. 59. Over de term handlap merkt Van Houcke (pag. 133) op: ...Is een klein stuk leder met eene of meer dubbele kerven. De kerven vormen als 't ware ringen, waarin de metselaar de vingeren steekt om de hand tegen het slijten door den steen, en voornamelijk door natgemaakten steen, veroorzaakt, te vrijwaren.ø̄ [N 30, 6a; N 30, 6b; monogr.]
II-9
|
17661 |
handen (kindernamen) |
polletjes:
poͅlləkə (K359p Koersel),
poͅləkə (K359p Koersel)
|
hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17660 |
handen (spotnamen) |
klauwen:
klōͅn (K359p Koersel, ...
K359p Koersel),
poten:
putn (K359p Koersel),
putn (?) (K359p Koersel)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
34566 |
handkar |
handkarretje:
hantkɛrkǝ (K359p Koersel)
|
Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.]
I-13
|
27222 |
handlanger |
maneuver:
mǝnøvǝr (K359p Koersel),
metserdien(d)er:
mɛtsǝrdinǝr (K359p Koersel)
|
Helper van de metselaar. Tot de taken van de handlanger behoren onder meer het aandragen van metselstenen en het klaarmaken van de specie. [N 30, 2a; N 30, 2b; N 30, 2c; N 30, 2d; N 30, 40b; N 30, 45a; N 31, 16b; L B 1, 104; monogr.; div.; Vld]
II-9
|
17662 |
handpalm |
palm:
paləm (K359p Koersel, ...
K359p Koersel)
|
palm van de hand [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25609 |
handschieter |
pistoletplaat:
pestǫlēplǭt (K359p Koersel)
|
Dun plankje waarop de kadetjes of andere broodjes, met twintig tegelijk, de oven worden ingeschoven. Woordtypen als "lange schieter" en "grote zwouw" wijzen erop dat hiervoor ook wel de gewone ovenpaal wordt gebruikt. Vgl. dit lemma met dat van ''ovenpaal''. [N 29, 96b]
II-1
|
18256 |
handschoen |
haas:
e paar hase (K359p Koersel),
en haas (K359p Koersel)
|
een paar handschoenen [ZND 35 (1941)] || handschoen [ZND 35 (1941)]
III-1-3
|