e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L432a plaats=Koningsbosch

Overzicht

Gevonden: 1225
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
miswijn miswijn: mèswien (Koningsbosch) De miswijn [mèswien?]. [N 96B (1989)] III-3-3
moeder mam: mam (Koningsbosch), moeder: moodər (Koningsbosch, ... ), mūədər (Koningsbosch), zien moderis oud  moder (Koningsbosch) (moeder;) Hoe wordt de moeder door de kinderen aangesproken? [DC 05 (1937)] || moeder [DC 03 (1934)] || moeder: zn moeder is oud [DC 35 (1963)] || moeder; (Hoe wordt de moeder door de kinderen aangesproken?) [DC 05 (1937)] III-2-2
moeder gods moeder gods: moader goats (Koningsbosch) De Moeder Gods, Moeder Godes [de Modder-Joaëdes]. [N 96D (1989)] III-3-3
moeder-overste moeder-overste: möederoverste (Koningsbosch) De moeder(overste) in een vrouwenklooster [mameer, moederover-ste, opperste, maer]. [N 96D (1989)] III-3-3
moeite moeite: meujtə (Koningsbosch) moeite; hij geeft zich moeite [DC 03] III-1-4
moer moer: mōr (Koningsbosch) konijn, vrouwtje [DC 04 (1936)] III-2-1
moeras broek: brōk (Koningsbosch), zomp: somp (Koningsbosch) Waterachtig, laaggelegen, drassig land, broekland, gebied zonder behoorlijke afwatering. [N 27, 20; N 14, 53; N 6, 33b; R 3, 9; A 2, 57; RND 20; Wi 17; Wi 54; L 19B, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
moestuinx gaarde: gārt (Koningsbosch) [DC 03 (1934)] I-7
moeten moeten: motte (Koningsbosch) moeten (geen context) [DC 37 (1964)] III-1-4
mol mol: mol (Koningsbosch  [(thans)]  ), molle: molǝ (Koningsbosch), mouterof: mōtruf (Koningsbosch  [(vroeger)]  ) Het in de grond levend, zwart zoogdier iets groter dan een muis dat de molshopen opwerpt; het heeft een spitse snuit en graafklauwen: Talpa europaea. Hoewel niet alle mollesoorten blind zijn, wordt de mol algemeen voor blind gehouden. De boeren beschouwden het als een schadelijk dier op hun cultuurgrond, dat bestreden moest worden; bovendien was het bont van de mol gewild. Zie ook de toelichting bij het lemma ''molshoop''. Om de vergelijking van de lemma''s ''mol'' en ''molshoop'' te vergemakkelijken en daar in enkele streken hetzelfde woord voor mol en molshoop voorkomt, is ook hier het woord in z''n geheel gedocumenteerd en is zoveel mogelijk dezelfde volgorde in de woordtypen en de varianten aangehouden. In kaart 3 is door middel van toegevoegd zwart in een symbool of door een combinatie van symbolen aangegeven waar de woorden voor mol en molshoop identiek zijn. In kaart 4 is aangegeven waar het algemeen Nederlandse type mol het dialektwoord aan het vervangen is. [N 14, 80b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 18, 12; A 7, 6; L 1 a-m; L 1u, 165; L 3, 7; L 14, 10; L 16, 3; L B2, 311; L A1, 228; S 24; R 3, 21; Gwn 6, 9; add. uit RND 48 en 84; monogr.] I-3