23263 |
engel |
engel:
ingel (L432a Koningsbosch)
|
Een engel [ingel, èngel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23713 |
engel des heren |
engel des heren:
engel des heere (L432a Koningsbosch)
|
Het "Engel des Heren"of "Angelus", het gebed bij het Angelus-luiden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23898 |
engelbewaarder |
engelbewaarder:
ingelbewaarder (L432a Koningsbosch)
|
Een beschermengel, bewaarengel, engelbewaarder, schutsengel. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24062 |
engelenmis |
engelenmis:
ingelemis (L432a Koningsbosch)
|
Een Engelenmis, een lijkdienst voor een kind dat jonger is dan zeven jaar en de eerste H. Communie nog niet heeft gedaan. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17775 |
enkel |
enkel:
ìnkəl (L432a Koningsbosch)
|
enkel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
23608 |
epistel |
epistel (<lat.):
epistel (L432a Koningsbosch)
|
De eerste lezing, het epistel [t/dn epistel, epiestel?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22433 |
ereboog |
ereboog:
ierebög (L432a Koningsbosch)
|
De ereboog voor de jonge priester. [N 96D (1989)]
III-3-2
|
24046 |
ereboog voor de jonge priester |
ereboog:
ierebög (L432a Koningsbosch)
|
De ereboog voor de jonge priester. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20374 |
ereboog voor het bruidspaar |
ereboog:
erebög vuur `t broedspaar (L432a Koningsbosch)
|
de ereboog voor het bruidspaar [N 96D (1989)]
III-2-2
|
33610 |
erf |
goed:
gōt (L432a Koningsbosch)
|
I-7
|