23553 |
miswijn |
miswijn:
mèswien (L432a Koningsbosch)
|
De miswijn [mèswien?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20331 |
moeder |
mam:
mam (L432a Koningsbosch),
moeder:
moodər (L432a Koningsbosch, ...
L432a Koningsbosch),
mūədər (L432a Koningsbosch),
zien moderis oud
moder (L432a Koningsbosch)
|
(moeder;) Hoe wordt de moeder door de kinderen aangesproken? [DC 05 (1937)] || moeder [DC 03 (1934)] || moeder: zn moeder is oud [DC 35 (1963)] || moeder; (Hoe wordt de moeder door de kinderen aangesproken?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
23928 |
moeder gods |
moeder gods:
moader goats (L432a Koningsbosch)
|
De Moeder Gods, Moeder Godes [de Modder-Joaëdes]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24091 |
moeder-overste |
moeder-overste:
möederoverste (L432a Koningsbosch)
|
De moeder(overste) in een vrouwenklooster [mameer, moederover-ste, opperste, maer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19100 |
moeite |
moeite:
meujtə (L432a Koningsbosch)
|
moeite; hij geeft zich moeite [DC 03]
III-1-4
|
19940 |
moer |
moer:
mōr (L432a Koningsbosch)
|
konijn, vrouwtje [DC 04 (1936)]
III-2-1
|
33700 |
moeras |
broek:
brōk (L432a Koningsbosch),
zomp:
somp (L432a Koningsbosch)
|
Waterachtig, laaggelegen, drassig land, broekland, gebied zonder behoorlijke afwatering. [N 27, 20; N 14, 53; N 6, 33b; R 3, 9; A 2, 57; RND 20; Wi 17; Wi 54; L 19B, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|
33556 |
moestuinx |
gaarde:
gārt (L432a Koningsbosch)
|
[DC 03 (1934)]
I-7
|
19078 |
moeten |
moeten:
motte (L432a Koningsbosch)
|
moeten (geen context) [DC 37 (1964)]
III-1-4
|
32858 |
mol |
mol:
mol (L432a Koningsbosch
[(thans)]
),
molle:
molǝ (L432a Koningsbosch),
mouterof:
mōtruf (L432a Koningsbosch
[(vroeger)]
)
|
Het in de grond levend, zwart zoogdier iets groter dan een muis dat de molshopen opwerpt; het heeft een spitse snuit en graafklauwen: Talpa europaea. Hoewel niet alle mollesoorten blind zijn, wordt de mol algemeen voor blind gehouden. De boeren beschouwden het als een schadelijk dier op hun cultuurgrond, dat bestreden moest worden; bovendien was het bont van de mol gewild. Zie ook de toelichting bij het lemma ''molshoop''. Om de vergelijking van de lemma''s ''mol'' en ''molshoop'' te vergemakkelijken en daar in enkele streken hetzelfde woord voor mol en molshoop voorkomt, is ook hier het woord in z''n geheel gedocumenteerd en is zoveel mogelijk dezelfde volgorde in de woordtypen en de varianten aangehouden. In kaart 3 is door middel van toegevoegd zwart in een symbool of door een combinatie van symbolen aangegeven waar de woorden voor mol en molshoop identiek zijn. In kaart 4 is aangegeven waar het algemeen Nederlandse type mol het dialektwoord aan het vervangen is. [N 14, 80b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 18, 12; A 7, 6; L 1 a-m; L 1u, 165; L 3, 7; L 14, 10; L 16, 3; L B2, 311; L A1, 228; S 24; R 3, 21; Gwn 6, 9; add. uit RND 48 en 84; monogr.]
I-3
|