| 21274 |
geld |
geld:
geͅlt (Q167p Koninksem),
ich b me geld kwijd (Q167p Koninksem),
ig been mn geld kwijt (Q167p Koninksem)
|
geld [ZND 14 (1926)] || Ik ben mijn geld kwijt [ZND 29 (1938)]
III-3-1
|
| 25078 |
gelijken (op) |
gelijken:
geleiken (Q167p Koninksem),
gelijke (Q167p Koninksem)
|
gelijken [ZND 25 (1941)]
III-4-4
|
| 23206 |
geloof |
geloof:
hē hét ze gelouf verloera (Q167p Koninksem)
|
Hij heeft zijn geloof verloren. [ZND 23 (1937)]
III-3-3
|
| 19101 |
gemak |
gemak:
ook ZND 23, 076
gemoa͂k (Q167p Koninksem)
|
gemak [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
| 19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
ook materiaal znd 23, 77
gemeikelek (Q167p Koninksem),
gemèkelek (Q167p Koninksem)
|
gemakkelijk [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
| 18945 |
gemeen |
gemeen:
ook materiaal znd 23, 79
gemein (Q167p Koninksem),
slecht:
ook materiaal znd 23, 79
slouech (Q167p Koninksem)
|
gemeen (smerig, slecht) [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
| 18958 |
gemene vrouw |
kwaad wijf:
dat es ə kōd wijēf (Q167p Koninksem),
venijn:
t es ə vənên (Q167p Koninksem)
|
Dat is een kwaad wijf. [ZND 08 (1925)] || t Is een venijn (kwaad wijf). [ZND 08 (1925)]
III-1-4
|
| 34057 |
geprimeerde stier |
prijsduur:
pręi̯.s˱dȳr (Q167p Koninksem)
|
Stier die prijzen en andere bekroningen heeft behaald. [JG 1a, 1b]
I-11
|
| 32979 |
gerst |
gerst:
gā.s (Q167p Koninksem)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
| 33790 |
geslachtsorgaan van de hengst als geheel |
gemacht:
gǝmā.x (Q167p Koninksem)
|
[JG, 1b; N 8, 36 en 37b]
I-9
|