id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
21274 | geld | geld: geͅlt (Koninksem), ich b me geld kwijd (Koninksem), ig been mn geld kwijt (Koninksem) | geld [ZND 14 (1926)] || Ik ben mijn geld kwijt [ZND 29 (1938)] III-3-1 |
25078 | gelijken (op) | gelijken: geleiken (Koninksem), gelijke (Koninksem) | gelijken [ZND 25 (1941)] III-4-4 |
23206 | geloof | geloof: hē hét ze gelouf verloera (Koninksem) | Hij heeft zijn geloof verloren. [ZND 23 (1937)] III-3-3 |
19101 | gemak | gemak: ook ZND 23, 076 gemoa͂k (Koninksem) | gemak [ZND 01 (1922)] III-1-4 |
19227 | gemakkelijk | gemakkelijk: ook materiaal znd 23, 77 gemeikelek (Koninksem), gemèkelek (Koninksem) | gemakkelijk [ZND 01 (1922)] III-1-4 |
18945 | gemeen | gemeen: ook materiaal znd 23, 79 gemein (Koninksem), slecht: ook materiaal znd 23, 79 slouech (Koninksem) | gemeen (smerig, slecht) [ZND 01 (1922)] III-1-4 |
18958 | gemene vrouw | kwaad wijf: dat es ə kōd wijēf (Koninksem), venijn: t es ə vənên (Koninksem) | Dat is een kwaad wijf. [ZND 08 (1925)] || t Is een venijn (kwaad wijf). [ZND 08 (1925)] III-1-4 |
34057 | geprimeerde stier | prijsduur: pręi̯.s˱dȳr (Koninksem) | Stier die prijzen en andere bekroningen heeft behaald. [JG 1a, 1b] I-11 |
32979 | gerst | gerst: gā.s (Koninksem) | Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.] I-4 |
33790 | geslachtsorgaan van de hengst als geheel | gemacht: gǝmā.x (Koninksem) | [JG, 1b; N 8, 36 en 37b] I-9 |