e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koninksem

Overzicht

Gevonden: 1465
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heukelingen spreiden uitereengooien: ǫu̯tǝręi̯.ngǫi̯ǝ (Koninksem) Het uiteengooien van de kleinste soort hoopjes, zodat ze verder kunnen drogen. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: heukelingen. ø...ŋ wijst op identieke antwoorden als in het lemma ''zwaden spreiden''.' [N 14, 105; JG 1a, 1b; A 34, 1; monogr.] I-3
heup heup: houëp (Koninksem) de heup (zijde van het lichaam) [ZND 26 (1937)] III-1-1
heuvel, kleine hoogte hoogte: wou ⁄n heugte (Koninksem) wat een hoogte! [ZND 27 (1938)] III-4-4
hiel vers: vaas (Koninksem), vâ.s (Koninksem) hoe heet het achterdeel van de voet (fr. talon) [ZND 29 (1938)] III-1-1
hij aardt naar zijn vader hij aardt naar zijn vader: hija oat noea zej vaajer (Koninksem) naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)] III-2-2
hijgen kuimen: kø̜u̯mǝ (Koninksem) [JG 1a, 1b] I-11
hijgen naar adem, reutelen ratelen: rotelt (Koninksem) Hoe zegt men van een stervende, die naar adem hijgt of reutelt? [ZND 41 (1943)] III-2-2
hinkelen hinken: heenke (Koninksem) Hoe heet het kinderspel, waarbij op één been gesprongen wordt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinkelen: hinkelspel hinkspel: heenkspeel (Koninksem) Hoe heet het stukje hout of steen dat hierbij wordt gebruikt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinkelperk: vorm rechthoek: rechthoek (Koninksem) Welke vorm heeft het spel dat op de grond wordt getekend? Teken dit op een afzonderlijk blaadje en schrijf de namen van de onderdelen in de vakken. [ZND 27 (1938)] III-3-2