e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kortessem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vrouwelijk varken zoog: zau̯x (Kortessem), zou̯.x (Kortessem), zǭx (Kortessem) Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12
vrouwelijke duif duivin: douvin (Kortessem), Opm. v.d. invuller: is een vrouwelijke duif.  douvin (Kortessem), zij: zeə (Kortessem), zē.iə (Kortessem), zèë (Kortessem), ch Hùb e koppel döfkes gekouch, nen haon en een zij: Ik heb n koppel duifjes gekocht een doffer en een duivin.  zij (Kortessem) Duif, vrouwelijk. [ZND 39 (1942)] || Duivinne [ZND B2 (1940sq)] || Hoe heet de vrouwelijke duif? [N 93 (1983)] || Wat is de gewone dialectbenaming van de duif in het algemeen? [N 93 (1983)] || Wijfjesduif. [Goossens 1b (1960)] || Zij: duivin. III-3-2
vrouwelijke geit germ: gɛrǝm (Kortessem) [N 77, 82; N 77, 79; JG 1a, 1b; N 19, L 322 add.; monogr.] I-12
vrouwelijke hond, teef tooi: tooi (Kortessem), tø͂ͅi̯ (Kortessem), tooitje: toikə (Kortessem), wijfje: weͅfkə (Kortessem) teef [Goossens 1b (1960)] || teef: een vrouwelijke hond [GV K (1935)] III-2-1
vrouwelijke kat kattin: koͅətin (Kortessem), ká’tin (Kortessem) moerkat, vrouwelijke kat [Goossens 1b (1960)] || vrouwelijke kat [ZND 27 (1938)] III-2-1
vrouwelijke kip hen: hen (Kortessem) De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.] I-12
vrouwziek hoerenjager: hoerejeëger (Kortessem) vrouwenloper III-2-2
vruchtgebruik tocht: towx (Kortessem) hoe heet het levenslang vruchtgebruik van een goed bv. van een huis ? [ZND 32 (1939)] III-3-1
vuurrooster ijzeren bestel: ijzeren bestel (Kortessem), vuurtje: vuurtje (Kortessem) Een ijzeren rooster of vuurkorf waarin een vuur wordt gestookt dat dient om het vat te verwarmen. [N E, 30] II-12
vuurtje stoken vuurtje stoken: Sub stoöke.  vurke stoöke (Kortessem) Vuurtje stoken of de ruzie oprakelen. III-3-2