21949 |
zich rechtop houden en de krop laten opzwellen (baltsverschijnsel) |
hoeken:
hoeke (Q074p Kortessem)
|
Hoe benoemt men de volgende baltsverschijnselen van duiven: zich rechtop houden en de krop laten opzwellen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18201 |
zich verkleden |
verkleden:
b.v. `ch ben op tein minute vjadig, `ch moet mich nog djus verkleë.
verkleë (Q074p Kortessem)
|
verkleden, omkleden
III-1-3
|
18842 |
zich verwonderen |
verwonderen:
verwondere (Q074p Kortessem)
|
verwonderen
III-1-4
|
33038 |
zicht |
zicht:
zī.x (Q074p Kortessem)
|
Korte zeis die met één hand gehanteerd wordt en gebruikt wordt voor het maaien van rogge, tarwe, haver, gerst, enzovoorts. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 over het maaien en afbeelding 5. Op de semasiologische kaart 30 zijn de gebieden met pik in de betekenis "zicht" van kaart 29 en met pik in de betekenis "mathaak" van kaart 33 bijeengezet. [N 18, 70; JG 1a, 1b, 2c; Goossens 1963, krt. 28; A 14, 7; A 23, 16.2; L 45, 7; Gwn 7, 4; div.; monogr.; add. uit N 11, 88; N 14, 131; N 15, 16a; N 18, 71; A 4, 28; A 14, 10; L 20, 28; L 42, 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2 ; Lu 2, 34.2; Wi 51]
I-4
|
17975 |
ziek |
ziek:
zi:k (Q074p Kortessem),
zik (Q074p Kortessem, ...
Q074p Kortessem,
Q074p Kortessem)
|
ziek [ZND 39 (1942)] || ziek: Daar loopt nu die man, die zn dochter (of: wiens dochter) ziek is geweest [ZND 44 (1946)]
III-1-2
|
17980 |
ziekte |
ziekte:
de ziktə is oənhoələch (Q074p Kortessem)
|
die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
17783 |
zien, kijken |
kijken:
kieke (Q074p Kortessem),
kīkə (Q074p Kortessem, ...
Q074p Kortessem),
zien:
zi.n (Q074p Kortessem),
zīən (Q074p Kortessem)
|
Jan heeft een dikke stok op de weg zien liggen. [ZND 46 (1946)] || kijken [ZND 25 (1937)] || zien [RND]
III-1-1
|
20937 |
zijde spek |
zij:
zēͅi̯ (Q074p Kortessem)
|
zijde spek [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
34580 |
zijladder |
ledders:
lędǝrs (Q074p Kortessem)
|
Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.]
I-13
|
18028 |
zijn neus snuiten |
snuiten:
snutte (Q074p Kortessem),
snóute (Q074p Kortessem)
|
neus snuiten
III-1-2
|