e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kortessem

Overzicht

Gevonden: 2675
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duivenslag slag: slø͂ͅ.ch (Kortessem), slǭ.x (Kortessem), val: val (Kortessem), vensterkijker: vinsterkekker (Kortessem) de inrichting met platform waarlangs de duiven het hok in- en uitgaan (pier, til)? [N 93 (1983)] || Duivenslag. [Goossens 1b (1960)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.] I-6, III-3-2
duivin, vrouwelijke duif zij: zèë (Kortessem) duif, wijfje [ZND 39 (1942)] III-4-1
duizelig dantelachtig: dantəleͅtig (Kortessem), draaiachtig: dreͅ-eͅtig (Kortessem), droesachtig: dreͅseͅtig (Kortessem), duizelig: duizelig (Kortessem), Weinig gebruikt  dözəlig (Kortessem), verduisterd: vərdø͂ͅstərd (Kortessem, ... ), verduizeld: verduuzeld (Kortessem), zat: zoawt (Kortessem), zoət (Kortessem) hoe is of wordt iemand die bang is op een hoogte (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die een harde slag op het hoofd heeft gekregen (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die lang heeft rondgedraaid (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] III-1-2
durfal kastaar: ¯t is mich enne kastaar, héé get vör den duvel nog ni a¯teróut: het is ¯n echte durver, hij heeft van niemand schrik  kastaar (Kortessem) kerel, durver III-1-4
durven dorren: deire (Kortessem), deuire (Kortessem), dyərə (Kortessem), dä:rə (Kortessem), dêre (Kortessem), dɛ.rə du.n (Kortessem) durven [ZND 25 (1937)] || Hij heeft dat niet durven doen [ZND 46 (1946)] III-1-4
duwen duwen: dōə (Kortessem), dôuwe (Kortessem) duwen [RND] III-1-2
dwaallicht schofferd?: [sic]  šòwfərt (Kortessem) Een dwaallicht (Fr. feu follet). [ZND B2 (1940sq)] III-3-3
dwarsdrijven terwarsdrijven: triaas dreiven (Kortessem), tərjās drä:və (Kortessem), tərjâsdrēͅvə (Kortessem) Hij moet altijd dwarsdrijven (anders willen zijn dan anderen). [ZND 23 (1937)] III-1-4
dwarsdrijver eigenzinnige, een -: betweter, tegen elke logica in wil hij zijn wil doordrijven  eigezinnige (Kortessem), terwarsdrijver: terjaas’sdrijver (Kortessem), wā nən tərjāsdrö:vər (Kortessem), wānən tərjāsdrēͅvər (Kortessem), warsdrijver: wa n wiasdreever (Kortessem) dwarsdrijver || eigenzinnig || Wat een dwarsdrijver! [ZND 23 (1937)] III-1-4
dweil huisdoek: hou̯s˂duk (Kortessem), hoəsdoek (Kortessem, ... ) dweil || Hoe heet de doek uit grof linnen waarmee vocht van de vloer wordt opgenomen ? [ZND 48 (1954)] III-2-1