e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P057p plaats=Kuringen

Overzicht

Gevonden: 2406
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
elektrische tram elektrieken tram: allentrikke tram (Kuringen) Een electrische tram. [ZND 34 (1940)] III-3-1
ellende (lijden) ellende: Heei zit in de ellende (Kuringen), Hij zit in ellende (Kuringen), Ich ben zik van ellende (Kuringen), misere: ich bēn zik va meseere (Kuringen), miserie: Hij zit in de miserie (Kuringen), ik ben ziek van miserie (Kuringen), misre: Hèë zit ènne meseere (Kuringen) Hij zit in de ellende. [ZND 35 (1941)] || Ik ben ziek van ellende. [ZND 35 (1941)] III-1-4
els els: els (Kuringen) Het gebogen, puntige instrument om gaatjes voor het naaien vóór te steken. Men kent een spanels, een doornaaiels en een bros. Dierick zegt op pag. 83: "Het klein en broos werktuig dat een schoenmaker dagelijks te gebruiken heeft is het elsen. Daar zijn er verscheidene grootten en soorten. De elsens om binnenzolen te naaien zijn gekromd en moeten geschikt zijn licht of zwaar volgens het werk; een lang, zwaar elsen is goed voor zwaar manswerk en om in te rijgen. Een zwaar elsen om licht te naaien is altijd af te keuren, daar een fijne draad niet goed sluiten kan in de wijde gaten door het elsen in de binnenzool gemaakt en dus geen vaste naad kan voortbrengen. Gewoonlijk is de punt van een nieuw elsen te dik en moet wat verscherpt worden om goed door het leder te kunnen steken; het gebeurt wel eens dat de punt afkraakt, dit kan hersteld worden met er een aan te slijpen. Het elsen moet in een houten handvatsel vastgezet worden en moet er recht in zitten; het mag noch achteruit noch vooruit hellen en bijzonderlijk niet scheef of men is elke steek in gevaar het te breken, en de hand te kwetsen. [N 60, 176a; N 60, 234; N 60, 176c; S 28; L 5, 62; L B2, 238; L 40, 72; Wi 13; A 27, 17; monogr.] II-10
emmer emmer: imər (Kuringen, ... ) emmer [ZND 08 (1925)], [ZND 24 (1937)] III-2-1
engel engel: nen êngel twie êngele (Kuringen) Een engel, twee engelen. [ZND 34 (1940)] III-3-3
engerling, larve van de meikever spekmade: spekmao (Kuringen) engerling, meikeverlarve [ZND 34 (1940)] III-4-2
enten griffelen: grefələ (Kuringen), griffele (Kuringen) [RND 08] [ZND 34 (1940)] I-7
entre-deux entre-deuxtje: antrǝdø̄kǝ (Kuringen), kantstuk: kantstīk (Kuringen) Kanten tussenzetsel in een gordijn, een schort, een kleed enz. [N 62, 81b; N 62, 81a; L 35, 5] II-7
envelop envelop (<fr.): emvelot (Kuringen) een omslag (van een brief) [ZND 39 (1942)] III-3-1
epidemie ziekte die aanzet: da zet aon (Kuringen) die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)] III-1-2