21478 |
liniaal |
regel:
éne rĕegel (P187a Kuttekoven)
|
Een liniaal (om rechte lijnen te trekken). [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
28772 |
linnen, linnengoed |
lijwaad:
lēvǝt (P187a Kuttekoven)
|
Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.]
II-7
|
17617 |
lip |
lip:
lippe (P187a Kuttekoven)
|
rode lippen [ZND 30 (1939)]
III-1-1
|
24541 |
lis (alg.) |
lis:
leisch (P187a Kuttekoven)
|
lis [ZND 29 (1938)]
III-4-3
|
21596 |
loop van een geweer |
loop:
de leup van é geweir (P187a Kuttekoven)
|
De loop van een geweer [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
24678 |
loot, nieuw uitgelopen twijgje |
bot:
bōt (P187a Kuttekoven),
scheut:
scheut (P187a Kuttekoven)
|
loot [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
17817 |
lopen |
lopen:
loupen (P187a Kuttekoven)
|
lopen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
18918 |
lui |
lui:
ook materiaal znd 30, 41(hij is ook zo lui)
leuj (P187a Kuttekoven)
|
lui, traag [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21346 |
lui (lieden) |
mensen:
reike mīensche (P187a Kuttekoven)
|
Rijke lieden [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
18878 |
luid schreien |
grijnzen:
ook materiaal znd 28, 53
grinse (P187a Kuttekoven),
keken:
ook materiaal znd 28, 53
keͅgke (P187a Kuttekoven)
|
luid schreien, krijten [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|