17629 |
nek |
nek:
neͅk (K314p Kwaadmechelen),
nęk (K314p Kwaadmechelen)
|
nek [N 10b (1961)] || Zie afbeelding 2.12. [JG 1a, 1b]
I-9, III-1-1
|
17905 |
nemen, pakken |
nemen:
nemen (K314p Kwaadmechelen),
pakken:
pa`ən (K314p Kwaadmechelen)
|
nemen [ZND 25 (1937)] || pakken [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
24717 |
nerf van een blad |
nerf:
IPA, omgesp.
nɛrf (K314p Kwaadmechelen)
|
De aders van een blad die als ribben zichtbaar zijn en uitgaan van de steel (nerf, rib). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24435 |
nest, hoeveelheid jongen |
nest:
IPA
nɛst (K314p Kwaadmechelen),
worp:
IPA
wørəp (K314p Kwaadmechelen)
|
Hoe noemt u de hoeveelheid jongen die een dier in één keer heeft (nest) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24216 |
nestelen |
nestelen:
nɛsʔələ (K314p Kwaadmechelen)
|
een nestje maken, gezegd van vogels (timmeren, vuren, bouwen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24218 |
nestverlater |
uitlaten:
IPA, omgesp.; uitladen?
øͅtla:n (K314p Kwaadmechelen),
vlug:
vløx (K314p Kwaadmechelen),
vlugge jong:
vlugge joeng (K314p Kwaadmechelen)
|
in staat zijn om uit het nest te vliegen, gezegd van jonge volgels (vlug, stug, uitgevlogen, uitladen) [N 83 (1981)] || jonge vogel in staat uit te vliegen [ZND 36 (1941)] || op het punt staan om het nest te verlaten, gezegd van jonge volgels (vlug) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
25594 |
netborstel |
netborstel:
nɛtbøsǝl (K314p Kwaadmechelen)
|
Borstel, kwast of handveger die dient voor het bevochtigen van de bovenzijde van het deegbrood. Volgens informanten (in L 289b, L 318b en Q 18, Q 112b) gebeurt dit ook wel met de hand. [N 29, 40b; monogr.]
II-1
|
25595 |
netvloeistof |
koffie:
kafi (K314p Kwaadmechelen),
koffie (K314p Kwaadmechelen)
|
Vloeistof die dient voor het bevochtigen van de bovenzijde van het deegbrood. In dit lemma zijn alleen de benamingen opgenomen die een vloeistof of vloeibare substantie aanduiden. Naast een vloeibaar middel gebruikt men ook wel eens een vast product blijkens de opgaven suiker (Q 121), ei (L 269, Q 117a), aardappelenmeel (K 278, L 383, Q 97), bloem (Q 95). Deze laatste benamingen zijn niet verder in dit lemma opgenomen. Daarnaast zijn er allerlei combinaties van een vloeistof met een andere vloeistof of een vast product mogelijk zoals: water waarin wat suiker of ge-klopt eiwit (L 427), meel en water (L 291, Q 35), aardappelmeel met water (L 292, 321, 330, Q 121e), koffie en melk (Q 12), geklopt ei met melk (L 432), witte bloem met water (L 377), eiwit en water (Q 18), zemelen en water (L 270). Deze combinaties zijn ook niet fonetisch gedocumenteerd. Uiteindelijk valt het lemma uiteen in twee groepen. De ene groep bevat algemene benamingen voor "netvloeistof", de tweede groep geeft de benamingen van een bepaald soort vloeistof of vloeibare substantie die als "netvloeistof" gebruikt wordt. [N 29, 40c; N 29, 40d; monogr.]
II-1
|
17609 |
neus (spotnamen) |
gevel:
gevel (K314p Kwaadmechelen)
|
neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18343 |
neus van een schoen |
tip:
tup (K314p Kwaadmechelen, ...
K314p Kwaadmechelen)
|
neus van een schoen [snoet, tip, veusjte, teut] [N 24 (1964)]
III-1-3
|