24141 |
duivin, vrouwelijke duif |
duivin:
duivin (K314p Kwaadmechelen),
IPA, omgesp.
døͅvin (K314p Kwaadmechelen)
|
duif, wijfje [ZND 39 (1942)] || een vrouwelijke duif (duivinne, wijfje) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
18006 |
duizelig |
draaierig:
hij went drouërig (K314p Kwaadmechelen),
duizelig:
duizelig (K314p Kwaadmechelen, ...
K314p Kwaadmechelen)
|
hoe is of wordt iemand die bang is op een hoogte (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die een harde slag op het hoofd heeft gekregen (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die lang heeft rondgedraaid (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
20721 |
dun sneetje brood |
schijfje:
Syst. IPA
sxeͅfkə vlīi̯əs (K314p Kwaadmechelen)
|
Welke woorden kent Uw dialect voor: een dun schijfje of sneetje brood of vlees? (vlitske, fliesterke, fluusterke?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18685 |
dunne sjaal |
sjaaltje:
šalə’ə (K314p Kwaadmechelen)
|
sjaal, dunne ~ [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18366 |
dunne wollen kous |
fijne sok:
fijn zokke (K314p Kwaadmechelen, ...
K314p Kwaadmechelen)
|
kousen, dunne (wollen) ~ [slekke kousen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18332 |
dunne zijden dameskous |
zijden kous:
zije kèùse (K314p Kwaadmechelen),
zijjekuisse (K314p Kwaadmechelen)
|
dameskousen, dunne zijden ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18333 |
dunne zwarte rouwkous |
rouwkous:
raawkèùse (K314p Kwaadmechelen),
rāwkøͅsə (K314p Kwaadmechelen)
|
kousen, dunne zwarte ~ gedragen in de rouwtijd [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24909 |
duren, het duurt ... |
het duurt:
duurt ma ne menuut (K314p Kwaadmechelen)
|
Het duurt maar een minuut. [ZND 38 (1942)]
III-4-4
|
19310 |
durven |
durven:
derven (K314p Kwaadmechelen)
|
durven [ZND 25 (1937)]
III-1-4
|
17837 |
dutje |
dutje:
dutje doen (K314p Kwaadmechelen)
|
Hoe noemt ge het wanneer iemand s middags wat gaat slapen ? [ZND 31 (1939)]
III-1-2
|