17775 |
enkel |
enkel:
ènkel (L379p Laak)
|
enkel [SGV (1914)]
III-1-1
|
33605 |
enten |
gruffelen:
gruffele (L379p Laak)
|
[SGV (1914)]
I-7
|
18047 |
etter |
etter:
etter (L379p Laak)
|
etter [SGV (1914)]
III-1-2
|
19288 |
flikflooien |
flikflooien:
flikflooie (L379p Laak)
|
flikflooien [SGV (1914)]
III-1-4
|
18021 |
fluim |
fluim:
fluum (L379p Laak)
|
fluim [SGV (1914)]
III-1-2
|
28760 |
fluweel, velours |
velours:
flūr (L379p Laak)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|
18784 |
franje |
franjel:
fraanjel (L379p Laak),
frānjǝl (L379p Laak)
|
franje [SGV (1914)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.]
II-7, III-1-3
|
25891 |
fruit koken |
fruit koken:
fruit koken (L379p Laak)
|
Het koken van het soms fijngemaakte fruit. [N 57, 11]
II-2
|
22851 |
fuik |
fuik:
foek (L379p Laak)
|
fuik [SGV (1914)]
III-3-2
|
17807 |
gaan |
gaan:
gaon (L379p Laak)
|
gaan [SGV (1914)]
III-1-2
|