e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Laak

Overzicht

Gevonden: 1208
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoest hoest: houst (Laak) hoest [SGV (1914)] III-1-2
hommel hommel: hommel (Laak) hommel [SGV (1914)] III-4-2
hond hond: hoendj (Laak) hond [SGV (1914)] III-2-1
honing honing: honeŋ (Laak) Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.] II-6
honingdrank mede: męj (Laak) Na de verwijdering van de honing uit de raten houdt men ruwe was over die gezuiverd wordt met water. De gegiste honing- en wateroplossing wordt dan mee of mede, honingdrank genoemd. [N 63, 120a; R 3, 45; Ge 37, 148; JG 2b-5, add.; monogr.] II-6
hoofd hoofd: huid (Laak), huide (Laak) hoofd [SGV (1914)] || hoofden [SGV (1914)] III-1-1
hoofddoek hoofddoek: huiddouk (Laak) hoofddoek [SGV (1914)] III-1-3
hoofdkaas hoofdvlees: huidvlees (Laak), huitvleis (Laak) hoofdkaas [DC 30 (1958)] || zult (hoofdkaas) [SGV (1914)] III-2-3
hoofdkussen hoofdkussen: høͅi̯tjkøͅsə (Laak) hoofdkussen [SGV (1914)] III-2-1
hoofdstel hoofdsel: hø̜tsǝl (Laak) Stel van leren riemen op het hoofd van het paard als het ingespannen is. Het woordtype hoofdsel is vermoedelijk ontstaan uit hoofdstel. Loesj als simplex of als eerste lid van een samenstelling gaat terug op het Franse louche "schuin/scheel". [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 17; R 3, 60; monogr.] I-10