33597 |
ui, ajuin |
undj:
oeëntj (L288b Laar)
|
ui
I-7
|
33788 |
uier |
uier:
øi̯ǝr (L288b Laar)
|
De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.]
I-11
|
34089 |
uierkwartier |
vierdel:
vērǝl (L288b Laar)
|
Kwartier van de koeuier in het algemeen. [A 9, 12]
I-11
|
19028 |
uitbrander |
uitschieting:
oetschiêting (L288b Laar)
|
uitbrander
III-1-4
|
33846 |
uitwerpselen van het paard |
paardskeutelen:
pē̜rskøtǝlǝ (L288b Laar)
|
[A 9, 24b]
I-9
|
34144 |
uitwerpselen van koeien |
koestront:
kustrōnt (L288b Laar)
|
[N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I]
I-11
|
28963 |
vademen |
invamen:
envīǝmǝ (L288b Laar),
vamen:
vīǝmǝ (L288b Laar)
|
Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.]
II-7
|
20330 |
vader |
oude:
aoje (L288b Laar),
pap:
pap (L288b Laar),
vader:
vaâder (L288b Laar)
|
vader || vader (ongunstig) || vader, papa
III-2-2
|