25200 |
vriezenx |
vriezen:
- Weerts (ook wel stadweerts genoemd): vruusj, vroeër, gevroeëre. - het Nederweerts en het Ospels: vrusj, vroôr, gevroôre. ps. JK nakijken!
vreeze (L288b Laar)
|
vriezen
III-4-4
|
20316 |
vrijgezel |
in het ossenboek staan:
dan zegt men: hae stieët int ossebook
hae stieët int ossebook (L288b Laar)
|
als een man 30 wordt en nog steeds geen verkering heeft
III-2-2
|
19342 |
vrolijk |
vrolijk:
vroeëlik (L288b Laar)
|
vrolijk
III-1-4
|
20155 |
vrouw, vrouwspersoon |
vrouw:
vraw (L288b Laar),
vrouw (L288b Laar),
vrouwmens:
vrowmes (L288b Laar),
wijf:
wiêf (L288b Laar)
|
vrouw || vrouw of meisje || wijf
III-2-2
|
24354 |
vrouwelijk dier |
wijfje:
wiefke (L288b Laar)
|
wijfje, vrouwelijk dier
III-4-2
|
34059 |
vrouwelijk kalf |
vaarskalf:
vē̜rs[kalf] (L288b Laar)
|
[N 3A, 20; N C, 7b; JG 1a, 1b; A 9, 17b; Gwn V, 5b; monogr.]
I-11
|
34308 |
vrouwelijk varken |
zoog:
zuǝx (L288b Laar)
|
Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
20467 |
vrouwziek |
ketser:
cf. WNT s.v. "ketsen (II)"= "jagen, aan-, op-, voortjagen"; WNT s.v. "ketser (II)"looper, zwierder, nachtlooper....
ketsert (L288b Laar),
veger:
vaeger (L288b Laar)
|
meisjesgek
III-2-2
|
24515 |
vrucht zetten |
spenen:
speene (L288b Laar)
|
vruchtvormen
III-4-3
|
19898 |
vuur |
vuur:
vø̄.r (L288b Laar)
|
vuur
III-2-1
|