25678 |
weekbak |
weekbak:
węjk˱bak (L288b Laar)
|
Betonnen bak waarin de wissen geweekt worden. In Sint-Truiden (P 176) werden de wissen in een beek gezet om te weken, of drie maal per dag met water begoten. [N 40, 18; monogr.]
II-12
|
19346 |
weerbarstig |
wars:
waers (L288b Laar)
|
obstinaat, tegen de draad in
III-1-4
|
25112 |
weerlichten |
weerlichten:
waerleechte (L288b Laar)
|
bliksemen, weerlichten
III-4-4
|
25206 |
weersgesteldheid |
weer:
wēr (L288b Laar)
|
weer [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
33663 |
wei |
wei:
wē̜ǝ (P167p Laar),
węi̯ (L288b Laar)
|
In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.]
I-8
|
19071 |
wensen |
wensen:
wînse (L288b Laar)
|
wensen
III-1-4
|
21485 |
werk (zn) |
werk:
werk (L288b Laar)
|
werk; ben je klaar met je -? [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
21484 |
werk (zn.) |
werk:
werk (L288b Laar)
|
werk (zn.): (Ik gebruik de auto niet veel). Ik voel me het lekkerste als ik geregeld naar mijn - loop. [DC 39 (1965)]
III-3-1
|
25569 |
werkbank |
snitselbank:
snitsǝlba.ŋk (L288b Laar)
|
In het algemeen de houten bank waaraan de timmerman het hout bewerkt. Dit type werkbank is doorgaans aan de voorzijde ter hoogte van één van de poten en soms ook aan de zijkant voorzien van een houten bankschroef. Zie ook afb. 113. [N 53, 208a; monogr.]
II-12
|