24340 |
paaien |
gieten:
geete (L288b Laar)
|
kuitschieten
III-4-2
|
32375 |
paalmes |
blokmes:
blǫkmɛs (L288b Laar)
|
Het lange snijmes waarmee de klomp afgepaald wordt. Het blad van het mes kan recht of iets gebogen zijn. Het paalmes is aan één kant van een handvat voorzien en aan de andere kant van een haak. Met die haak is het mes scharnierend aan een kram verbonden, die op een houten blok, het snijpaardje, is vastgemaakt. De klompenmaker kan op deze wijze met één hand met het mes werken, terwijl hij met de andere hand de klomp vasthoudt die op het snijpaardje ligt. Zie ook het volgende lemma en afb. 236. [N 97, 13; A 29, 1; A 29a, 4a; A 29a, 15c; monogr.]
II-12
|
24222 |
paapje |
heitikje:
hejtitske (L288b Laar)
|
paapje
III-4-1
|
29635 |
paard |
paard:
pē̜rt (L288b Laar)
|
[JG 1a, 1b; A 3, 4; A 11, 4; L 4, 4; L 5, 27c; L 22, 21; L 23, 1b; Gwn 5, 9a; R -s-; S 27; S 49; RND 60, 74; Wi 6, 17; monogr.; add. uit N 18]
I-9
|
24859 |
paardebloem |
gal:
mv.
galle (L288b Laar),
kankerbloem:
kânkerbloom (L288b Laar),
kankerbussen:
mv., aangewend ter bestrijding van kanker
kânkerbösse (L288b Laar),
paardsbloem:
paersbloom (L288b Laar)
|
paardebloem
III-4-3
|
24482 |
paardekastanje |
kastanjel:
kestaanjel (L288b Laar)
|
kastanje
III-4-3
|
24546 |
paardezuring |
strontblad:
rumex obtusifolius
stroóntblaat (L288b Laar)
|
ridderzuring
III-4-3
|
24362 |
pad |
zwelpad:
zwelpet (L288b Laar)
|
pad
III-4-2
|
24534 |
paddestoel (alg.) |
paddenkaas:
peddekiës (L288b Laar)
|
paddestoel
III-4-3
|
24293 |
paling, aal |
aal:
mv. äöl, dim. äölke
aol (L288b Laar),
paling:
ook: aol
paoling (L288b Laar)
|
aal, paling || paling
III-4-2
|