21346 |
lui (lieden) |
lui:
løy (Q088p Lanaken),
løͅy (Q088p Lanaken),
rieke lūi (Q088p Lanaken),
rīkə lui (Q088p Lanaken),
ui kort
rikə luij (Q088p Lanaken),
mensen:
mensə (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken)
|
mensen [RND] || Rijke lieden [ZND 30 (1939)] || volk [RND]
III-3-1
|
18878 |
luid schreien |
beuken:
ook materiaal znd 28, 53
bø̄kə (Q088p Lanaken),
janken:
ook materiaal znd 28, 53
jankə (Q088p Lanaken),
jānkə (Q088p Lanaken),
jēnken (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken),
keken:
ook materiaal znd 28, 53
kēken (Q088p Lanaken),
krijten:
ook materiaal znd 28, 53
krētə (Q088p Lanaken)
|
luid schreien, krijten [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
23217 |
luiden |
luiden:
de klok loeien (Q088p Lanaken),
de kloͅk lujə (Q088p Lanaken),
də klok lūə (Q088p Lanaken)
|
De klok luiden. [ZND 30 (1939)]
III-3-3
|
23252 |
luiden voor de mis |
luiden voor de mis:
hət loit vør də mes (Q088p Lanaken),
ət lout v"də mēͅs (Q088p Lanaken),
15 minuten
’t loid veur de mes (Q088p Lanaken)
|
Het luidt voor de mis. [ZND 30 (1939)]
III-3-3
|
20281 |
luiermand |
kindskorf:
kentskərf (Q088p Lanaken),
kindskeurf (Q088p Lanaken),
kindskurf (Q088p Lanaken),
kĭĕntskərf (Q088p Lanaken)
|
korf of mand waarin de doeken of luiers van de kleine kinderen wordt bewaard? [ZND 37 (1941)]
III-2-2
|
26323 |
luigat, zoldergat |
lok:
lō.k (Q088p Lanaken)
|
Het gat waardoor de luireep loopt en waardoor de zakken worden opgetrokken. Het gat wordt meestal afgesloten door de luival. Daar er sprake kan zijn van een binnen- en een buitenreep, kan het gat zich in en/of buiten de molen bevinden. Bij de standerdmolen bevindt zich een luival in de galerij, buiten de molen. In de watermolen daarentegen is een dergelijke voorziening doorgaans binnen in de molen aan te treffen. [N O, 25u; A 42A, 44 add.; Jan 236; Coe 213; Grof 239]
II-3
|
26431 |
luikoord, luiketting |
kettel:
kɛtǝl (Q088p Lanaken)
|
Het koord of de ketting waarmee de zakken in de watermolen worden opgetrokken of afgelaten. Zie ook afb. 76 en de toelichting bij het lemma ɛluireep, luikettingɛ.' [Jan 232; Coe 208; Grof 235; N O, 25b; A 42A, 44; N O, 25c; N O, 25d; A 42A, 47]
II-3
|
19029 |
luilak |
luiaard:
ook materiaal znd 30, 42 (luiaard)
luijaard (Q088p Lanaken),
luijard (Q088p Lanaken),
luierik:
ook materiaal znd 30, 42 (luiaard)
luiərik (Q088p Lanaken)
|
luilak [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
17734 |
luisteren |
luisteren:
good luusteren (Q088p Lanaken),
gōd ly(3)̄stərə (Q088p Lanaken),
gūt lystərə (Q088p Lanaken)
|
goed luisteren [ZND 30 (1939)]
III-1-1
|
26324 |
luival, valdeur |
deurtje:
(mv)
dø̄.rkǝs (Q088p Lanaken),
valdeurtje:
(mv)
valdø̄.rkǝs (Q088p Lanaken)
|
Voorziening in de vorm van één of meer luiken, die het luigat afsluit. Dergelijke luiken worden doorgaans door een opgaande zak naar boven toe geopend en vallen, nadat de zak voorbij is, weer dicht. [N O, 25v; Jan 237; Coe 214; Grof 240]
II-3
|