19378 |
trap |
trap:
trap (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken)
|
trap [ZND 06 (1924)], [ZND 12 (1926)]
III-2-1
|
19809 |
trapleuning |
leun:
lø̄n (Q088p Lanaken),
leuning:
lø̄neŋ (Q088p Lanaken)
|
Geprofileerde lijst die bij het op- en afgaan van de trap als steun kan worden gebruikt. De trapleuning wordt boven de buitenboom tegen de muur aangebracht of boven de binnenboom op balusters bevestigd. [N 55, 136; Wi 13b; L 12, 6; L 37, 31; monogr.]
II-9
|
28892 |
trapnaaimachine |
stikmachine:
stekmǝšin (Q088p Lanaken)
|
Naaimachine die men door trapbewegingen van de voet in beweging zet. [N 59, 17b]
II-7
|
19850 |
trechter |
trechter:
trechter (Q088p Lanaken)
|
trechter [ZND 08 (1925)]
III-2-1
|
32619 |
trechter op de gierton |
inloop:
e.nlø̜i̯.p (Q088p Lanaken),
trechter:
trɛxtǝr (Q088p Lanaken)
|
In het spongat van de oude houten gierton werd een trechter geplaatst. Langs deze trechter goot men de gier met een emmer de ton in. Bij het vervoer van de gier werd de trechter vaak afgedekt met een oude jutezak. [N 18, 123; N 11A, 53c; JG 1a + 1b; monogr.]
I-1
|
28912 |
treeft |
roostertje:
rȳstǝrkǝ (Q088p Lanaken)
|
Rooster om een heet ijzer op te zetten. De informant van Q 83 gebruikt als onderzetter meestal een (schoen)zool. Zie afb. 18. [N 59, 22]
II-7
|
19292 |
treiteren |
faradien:
farətdzjijjə (Q088p Lanaken),
judassen:
īmənd jy(3)̄dassə (Q088p Lanaken),
judasse (Q088p Lanaken),
judassen (Q088p Lanaken),
koeioneren:
īmənd kujənērə (Q088p Lanaken),
pesten:
pesten (Q088p Lanaken),
plagen:
īmant plōͅgə (Q088p Lanaken),
īmənd ploͅgə (Q088p Lanaken),
plōͅgə (Q088p Lanaken),
plőgen (Q088p Lanaken),
tempteren:
īmənd teͅmtērə (Q088p Lanaken),
treiteren:
treiteren (Q088p Lanaken)
|
Hoe zegt men "iemand plagen, tergen, kreten"? [ZND 36 (1941)] || Iemand kwellen, plagen (geef gelijkbetekenende woorden op). [ZND 29 (1938)]
III-1-4
|
20485 |
trek, eetlust |
appetijt:
apetit (Q088p Lanaken),
zin voor te eten:
zēn vør tə ēͅtə (Q088p Lanaken)
|
hij heeft geen eetlust meer [ZND 34 (1940)]
III-2-3
|
33955 |
trekhaken, -ogen |
ogen:
ou̯.gǝ (Q088p Lanaken)
|
IJzeren haken of ogen die aan de voorkant van het haam aan de haamijzers of treiten bevestigd zijn, op elke haamspaan een. Aan die haken of ogen worden de strengen bevestigd waarmee het paard trekt. Er zijn hamen met ogen, dan hebben de strengen aan het uiteinde haken, heeft het haam daarentegen haken, dan zijn de strengen aan het uiteinde van ogen voorzien. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 6a en 6b; N 36, 12]
I-10
|
22743 |
trekharmonica |
monica:
moneka (Q088p Lanaken),
monica (Q088p Lanaken),
monəcā (Q088p Lanaken),
trekmonica:
trèkmoneka (Q088p Lanaken),
trekzak:
trèkzak (Q088p Lanaken)
|
Hoe heet het populaire muziekinstrument, dat uit een vierkante blaasbalg bestaat, die met beide handen wordt ineengedrukt of uitgetrokken, terwijl de vingers toesten neerdrukken? [ZND 26 (1937)]
III-3-2
|