e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanaken

Overzicht

Gevonden: 2852

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aas in het kaartspel aas: aoze (Lanaken), harten ōͅs (Lanaken), hartən ōs (Lanaken), hārtən ōͅs (Lanaken), ōͅs (Lanaken), ōͅXe (Lanaken), ōͅze (Lanaken, ... ), roeten aos (Lanaken), schûîppen aos (Lanaken, ... ), ös (Lanaken), lang  hartən oͅs (Lanaken), aast: öste (Lanaken), haas: harten hŏs (Lanaken), hŏsen (Lanaken) Aas: harten aas (in het kaartspel). [ZND 19A (1936)] || Aas: ruiten aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)] || Aas: schoppen aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)] || Ik heb de vier azen. [ZND 19A (1936)] || Schoppen: schoppen aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)] III-3-2
abuis er neven: de bēͅs tər nēͅvə (Lanaken), ook materiaal znd 19a,6  de beͅs tər nēͅve (Lanaken), mis: dat es mis (Lanaken), dat əs mis (Lanaken), de bēͅs mis (Lanaken), də bēͅs mes (Lanaken), də beͅs meͅs (Lanaken), də beͅs mis (Lanaken), teͅs mes (Lanaken), ook materiaal znd 19a,6  de bēͅs mis (Lanaken), de beͅs mis (Lanaken), də bēͅs mes (Lanaken), də beͅs meͅs (Lanaken), verkeerd: dich bes verkierd (Lanaken), də bēͅs vərkird (Lanaken), ook materiaal znd 19a,6  dich bes verkierd (Lanaken), də bēͅs vərkird (Lanaken) abuis [ZND 01 (1922)] || Dat is mis. [ZND 38 (1942)] || Ge zijt abuis (= ge vergist u). [ZND 19 (1936)] III-1-4
achterdocht achterdenken: ich haw gijn achtərdēnkə (Lanaken), ook materiaal van vr.lijst 32, vr. 44  achterdenken (Lanaken), erg: ich hauw doa gein èrg ien (Lanaken), ook materiaal van vr.lijst 32, vr. 44  ich hauw doa gein èrg ien (Lanaken) achterdocht [ZND 01 (1922)] || ik had geen achterdocht (ik vermoedde geen kwaad) [ZND 32 (1939)] III-1-4
achterhaam achterhaam: axtǝrhām (Lanaken) Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.] I-10
achterknie hees: his (Lanaken) Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12] I-9
achteruit terug: tryk (Lanaken), terug-ju(j): tryk jy (Lanaken) Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.] I-10
achteruitgaan zich wijken: zich wieken (Lanaken) achteruitgaan, wijken, deinzen [ZND 33 (1940)] III-1-2
achterwand schutbred: šø̜t˱brē.t (Lanaken), stopsel: stǫpsǝl (Lanaken) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13
achterwater, onderwater beek: bē.k (Lanaken), grote wijer: grutǝ węjǝr (Lanaken) Het water achter de sluizen. De woordtypen beek (Q 88) en grote wijer (Q 88) zijn specifiek van toepassing op het achterwater bij bovenslagmolens. [Jan 88; Coe 43] II-3
adem adem: ich krēg gijnen oͅjəm (Lanaken) Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)] III-1-1